Samenvatting en conclusies
Er zijn in dit artikel een aantal belangrijke resultaten besproken die
uit de analyse van het onderzoeksmateriaal naar voren zijn geko
men.
Zo blijkt dat we bioscoopbezoek beter kunnen voorspellen dan
bioscoopfrequentie. Dit leidde ertoe te veronderstellen dat oude
ren die naar de bioscoop gaan even frequent gaan als jongeren.
Dit resultaat werd bevestigd door de vergelijking van de frequen
ties van de leeftijdsgroepen binnen de bezoekersgroep. Er moet
echter wel enige voorzichtigheid in acht genomen worden met ge
neralisatie van dit resultaat naar de populatie toe omdat het aantal
mensen waarover hier een uitspraak wordt gedaan klein is.
Voornamelijk opleiding en leeftijd bepalen bioscoopbezoek, daar
na de variabele gezinsgrootte en de variabele die meet hoeveel
films men de afgelopen maand op video heeft gezien.
Opleiding en leeftijd zijn de variabelen die bepalend zijn voor ero
sie, voor wie minder vaak naar de bioscoop is gegaan.
Hoog-opgeleiden blijven, als ze ouder worden, de bioscoop beter
trouw dan laag-opgeleiden. Jongeren vertonen minder erosie dan
ouderen. Ook mensen die frequent uitgaan vertonen mindere ero
sie dan mensen die dat niet doen.
Als we kijken naar de redenen die mensen opgeven voor het feit
dat ze minder vaak naar de bioscoop zijn geweest of niet vaker
willen gaan, ontstaat er een duidelijk patroon in de resultaten.
Mensen die niet naar de bioscoop gaan of niet frequent gaan, ge
ven vooral intrinsieke motieven op: desinteresse. Mensen die wel
naar de bioscoop gaan of frequent gaan geven meer praktische
redenen op (bijvoorbeeld tijdgebrek).
Bovenstaande resultaten betekenen (in zoverre generaliseerbaar)
dat als je marketing wilt bedrijven naar een publiekssegment
waarvan je weet dat ze weinig naar de bioscoop gaan, bijvoor
beeld ouderen, je je moet realiseren dat je in principe tegen desin
teresse moet opboksen en bij een segment dat veel gaat tegen
praktische redenen.
Een aantal aanbevelingen voor het bedrijven van marketing zijn:
Een informatiefoldertje over bioscopen en films, bijvoorbeeld
een maandelijks blaadje, gefinancierd door reclame, zou zeker een
groot gedeelte van het bioscooppubliek beter van informatie voor
zien en wellicht stimuleren de gang naar de bioscoop eens of wat
vaker te maken. Ook de resultaten van een kwalitatief onderzoek
door het IPM (1987) wijst op de "klantgerichte benadering van di
rect mailing (in de vorm van een folder) doordat het meer lijkt te
passen bij het informatiezoekgedrag van potentile bioscoopbezoe
kers dan de benadering via affiches, streamers en dergelijke op
straat." (IPM, 1987, p.20)
Er zou niet alleen informatie over films gegeven moeten worden
maar ook over de bioscoop waar men deze 'prettig' kan bekijken.
Te denken valt aan informatie over: beeld- en geluidskwaliteit,
sfeer van de bioscoop, parkeerplaatsen in de omgeveing, reserve-
ringsmogelijkheden, caf's en restaurants in de buurt.
Allemaal dingen die te maken hebben met het 'avondje uit' in z'n
geheel.
69% van de bioscoopbezoekers van 35 jaar en ouder vindt de
bioscoop het prettigste medium voor het bekijken van een film.
Van dit feit zou gebruik gemaakt kunnen worden in een adverten
tie of een campagne.
Vooral bij 35+'ers onder de bioscoopbezoekers zijn relatief veel
mensen die in het afgelopen jaar ook naar de schouwburg ge
weest zijn. Deze uiting van culturele interesse zou in de communi
catie van de filmverhuurders en de bioscopen naar de bezoekers
toe gebruikt kunnen worden door te wijzen op het culturele aspect
van filmkijken in de bioscoop.
Uitgaansfrequentie hangt significant samen met de erosievaria-
bele: bioscoopbezoek wordt minder als men minder uitgaat. Naast
bioscoopbezoek zou het uitgaan op zich gepromoot moeten wor
den zoals in de campagne: 'uitgaan, goed voor u'. De bioscoop
past goed in een plaatje samen met restaurants en café's.
Het grootste gedeelte van de bioscoopbezoekers vindt het voor
al gezellig om naar de bioscoop te gaan. Een gezellige ruimte in
een bioscoop, met een bar, zou door de meerderheid waarschijn
lijk wel gewaardeerd worden. Het zou de mogelijkheid bieden om
na de film nog wat na te genieten in de bioscoop met een drankje
erbij.
Sandra Kamminga
Me! dank aan dr. J. Bosman.
LITERATUUR
Boon, A.K. van Meurs, A. (1990) Beter zicht op bioscoopbezoek.
Massacommunicatie, 18, (4), 305-322.
Centraal Bureau voor de Statistiek (1988). Bevolkingsprognoses voor Nederland
1988-2050. s-Gravenhage: sdu-uitgeverij
Centraal Bureau voor de Statistiek (1990). Tabellen leeftijdsopbouw.
Handboek bioscoopreclame 1990-1991 (1990). Amsterdam: Cloeck en Moedigh
bioscoopreclame B.V.
Instituut voor Psychologish Marktonderzoek B.V. (1987) Orinterend onderzoek in
zake de rol van informatie bij bioscoopbezoek, Rotterdam.