Waarom men hier zo over te hoop liep is mij niet duidelijk. In de
Richtlijn kregen auteurs rechten. Nu is het probleem dat niet in alle
landen van Europa onomstreden is dat regisseurs auteurs zijn. In
Engeland wordt de componist wel maar de regisseur niet als auteur
gezien. In Nederland erkent BUMA/LIRA de componist en de scena
rist als auteur, maar de regisseur niet.
Door de Richtlijn kon de situatie ontstaan dat in sommige landen
voor videoverhuur van BASIC INSTINCT wel toestemming van
komponist Jerry Goldsmith nodig zou zijn maar niet van regisseur
Paul Verhoeven, een groteske absurditeit. Het verstoort ook de ge
meenschappelijke markt als je bij videoverhuur in Italië een ander
rechtenpakket nodig hebt dan in Denemarken.
Aan het wezen van de Richtlijn verandert echter niet veel als er na
drukkelijk in komt te staan dat Paul ook een auteur is. Waarom,
vooral in Engeland, producenten zich -toen pas- een hoedje schrok
ken zal altijd wel een raadsel blijven.
Op dit ogenblik maken Amerikaanse producenten nog bezwaar, nu
niet meer overigens omdat Paul 'auteur' wordt maar meer omdat ze
zelf ook "auteur" genoemd willen worden, daar dit in sommige
gevallen enig financieel voordeel op kan leveren, met name bij het
bedingen van een vergoeding voor uitleen door bibliotheken.
Of die druk nog wat uithaalt weet ik niet. De Amerikaanse opvatting,
dat bedrijven als M.G.M., Sony of Matsushita auteur' kunnen zijn,
heeft op het Europese continent nooit veel aanhang gevonden.
Dat de druk uit Amerika komt helpt in het Europese Parlement ook
niet. Verder is de lobby van de bibliotheken erg sterk. Zij willen
liefst helemaal niets betalen en zullen zich zeker verzetten als de
producent er een mogelijkheid bij wil om bij hen geld te claimen. Ik
geef daarom het Amerikaanse protest niet veel kans. Daarentegen
verwacht ik dat er nog wel wat veranderd zal worden in de bewoor
dingen waarin de regisseur nu 'auteur' wordt.
Een begrijpelijke reden waarom de producenten zo op tilt gingen,
was dat het ontwerp Richtlijn voortdurend veranderde en op het
moment dat de producenten het document eens gingen bestuderen
was het juist in de ergste versie welke er ooit van geweest is.
Er was in het Europese cicuit bezwaar tegen het ontwerp. De
Commissie liet toen iedereen alles veranderen in de
Machiavelliaanse gedachte dat het dan zo'n chaos zou worden dat
dezelfde Commissie als reddende engel weer orde kon scheppen en
er in één moeite van kon maken waar ze zin in had.
Het was deze Machiavelliaanse tekst welke in Cannes de producen
ten in handen viel. In de tekst welke de Commissie enkele dagen na
het filmfestival bekend maakte zijn echter de grootste problemen
voor de producent verdwenen.
Hij heeft nu bijna altijd de status van 'auteur'. In eerdere versies
van de Richtlijn waren pogingen gedaan hem te degraderen tot iets
dat 'naburig rechthebbende' heet, iemand die een recht heeft wat
een beetje tegen het auteursrecht aanhangt maar dat minder mee
telt en ook eerder afloopt. Vooral Nederland (ons Ministerie van
Justitie) heeft zich ingezet om producenten van dat strafbankje weg
te halen.
VERBODSRECHT
Zoals hierboven al gezegd: elke acteur krijgt een verbodsrecht met
betrekking tot de videoverhuur van zijn film, maar wordt geacht dat
recht, door het simpele feit dat hij mee doet aan een film, aan de
producent te hebben overgedragen (tenzij in een contract anders
overeengekomen is). De acteur krijgt, praktisch gesproken, voor vi
deoverhuur van de film geen verbodsrecht.
Wel houdt de acteur dat vergoedingsrecht, waar hij immers geen
afstand van kan doen. Maar hij kan zijn aanspraken niet erg hard
maken daar hij de verhuur van de film niet kan verbieden. Dit geeft
hem (en zijn auteursrechtenbureau) weinig pressie mogelijkheden
om betaling af te dwingen. Veel hoort men nu al dat de producent
door één cent te betalen de acteur van zijn vergoedingsrecht af
helpt.
Het is allemaal wat gecompliceerder. Als producent en auteur of
acteur het niet eens worden over de vergoeding moet de nationale
regering die vaststellen. Dit is een adder onder het gras, helemaal
achter in de Richtlijn. Deze adder bijt echter even later zichzelf in de
staart als plechtig verklaard wordt dat de regeling zoals die nu in
Frankrijk bestaat goed genoeg is. Deze regeling maakt het de pro
ducent mogelijk door één centime te betalen van alle aanspraken af
te komen.
De Richtlijn staat vol met dit soort omdraaiingen, in één artikel
krijgt men het recht de wereld op te blazen, in de volgende regel
staat dat men het recht alleen mag uitoefenen in samenwerking met
de politie en een paar regels verder staat dan dat de politie onder
geen voorwaarde mee mag werken.
Veel hangt ook af van hoe in onze nationale wetgeving de Richtlijn
vertaald wordt.
Hetgeen hierboven over acteurs bij videoverhuur staat, wordt dwin
gend Europees recht. Nederland of Griekenland kunnen geen afwij
kende wet maken.
Voor auteurs geldt in grote lijnen hetzelfde als voor acteurs met
dien verstande dat het Europese voorschrift veel minder dwingend
wordt. Auteurs kunnen zelfs een verbodsrecht krijgen dat ze niet
hoeven af te staan, dat mag elk land regelen zoals het zelf wil zo
lang de auteurs maar een vergoedingsrecht houden.
Voor het uitlenen van videobanden door bibliotheken gelden in
principe dezelfde regels als bij commerciële verhuur, maar er zijn
voor de openbare leeszalen erg veel mogelijkheden geschapen zich
aan die regels te onttrekken, zodat de angst gerechtvaardigd is dat
de bibliotheek gratis en voor niks films zal kunnen blijven uitlenen.
TERUGWERKENDE KRACHT
Een zeer moeilijk punt tenslotte is wanneer of de Richtlijn in gaat.
De bepalingen daarover staan zo vol met 'ongeacht', 'zonder af
breuk te doen aan' en 'niettegenstaande', dat een gewoon mens er
van duizelt. In beginsel, begrijp ik, gaat de Richtlijn in op 1 juli 1994
en, ook in beginsel, is er geen terugwerkende kracht.
Men kan geen verhuurrecht gaan claimen voor videobanden die op
1 juli 1994 al in omloop waren.
Echter, het beginsel kent een belangrijke uitzondering: wie voor 1
januari 1997 zijn claim op de verhuur van bestaande films depo
neert krijgt wel een vergoeding. Deze uitzondering in het systeem is
nodig, anders had de producent op zijn oude-film-bibliotheek nog
geen verhuurrecht. Dat auteurs en acteurs onder dezelfde regel val
len is onvermijdelijk. Waar die claim gedeponeerd moet worden
staat er niet bij en ik denk dat het wel eens 2 januari 1997 kan wor
den voordat dit bekend is.
Over deze terugwerkende kracht wordt veel geklaagd. De producent
ziet geld dat in de toekomst bij de videoverhuur van een oude film
naar de auteurs en acteurs zal gaan als geld wat van hem afgepakt
wordt. Nu krijgt hij zeg 1,00 voor de verhuur van een band en
straks maar 0,80 vanwege 0,20 voor de anderen.
De Commissie daarentegen vindt dat de producent vaak geen recht
heeft op die 1,00 die hij nu krijgt en dat hij dus blij mag zijn dat
hij straks recht op 0,80 heeft. Hier botsen twee werelden.
Juridisch gezien heeft de EG gelijk. Uiteindelijk hoopt natuurlijk ie
dereen dat de producent straks nog steeds 1,00 krijgt en dat door
de consument voor de acteur en auteurs 0,20 extra betaald
wordt.
Er komt zodoende wat terugwerkende kracht in de Richtlijn, want
zonder zou de producent straks voor zijn oude films in de videover
huur helemaal niets mogen vragen. De Commissie begrijpt vervol
gens niet waar de producent over zeurt als die tegen terugwerkende
kracht is. De producent die protesteert tegen terugwerkende kracht
wil wel degelijk terugwerkende kracht, is de redering in Brussel,
maar alleen voor zichzelf. En dat gaat niet.
CONCLUSIE
Samenvattend: er verandert wat in de videoverhuur na de Richtlijn;
de nationale wetten op basis van de Richtlijn worden echter daarbij
belangrijker dan de Richtlijn zelf; die Richtlijn is nog niet definitief,
laat staan de nationale wetten; zodat het niet duidelijk is wat, en of
er veel verandert. In elk geval zijn er ruim gestelde termijnen voor
overgangsregelingen.
Wim Verstappen
14