Fundamentele bezwaren Een zwaarwegend punt van kritiek op het plan van de "Europa Cinemas" is, dat er op deze wijze gemeenschapsgeld wordt gege ven voor prestaties die zonder die subsidie ook zouden worden verricht. Bekend is immers dat er in diverse landen al bioscopen zijn die ook thans aan de voorwaarden voor de status van "Europa Cinema" voldoen. Als men deze nu subsidie geeft, is er sprake van hetgeen in de economie een producentenpremie of -rent wordt genoemd: een financiële beloning die niet nodig is om de desbe treffende prestatie uit te lokken. Het gaat hier dan ook om een plan dat gericht is op verspilling van gemeenschapsgeld. Een tweede bezwaar van fundamentele aard is, dat uitvoering van het plan vermoedelijk sterk demotiverend zal werken op diegenen die thans bereid zijn, de Europese film in hun bioscopen een rela tieve voorkeurspositie te geven. Dit kan gebeuren door de wat moeilijker films, die voor een groot deel van Europese oorsprong zijn, bij prolongaties de voorkeur van de twijfel te geven. Het ge beurt evenwel ook, dat commerciële exploitanten bij films die zij waard achten om te worden vertoond, bewust een verliesgevende speelweek aanvaarden. Voor die exploitanten zal het bestaan van de gesubsidieerde "Europa Cinemas" een alibi kunnen vormen om dit voortaan achterwege te laten: anderen doen het immers al, en die worden er officieel voor erkend en beloond. Bij het streefgetal van dertig gebouwen en de daarbij behorende honderd zalen in de landen van de EG kan men zich afvragen wat dit voor ons land zou kunnen betekenen. Ook daarover is in het document informatie te vinden, namelijk 't Hoogt in Utrecht met drie zalen als deelnemer ("adhérent") en Cinecenter in Amsterdam als verwachte deelnemer ("adhésion en cours").1 (Inmiddels heeft de heer Koppies desgevraagd te kennen gegeven, niet accoord te zijn met exclusiviteit voor i.c. zijn bioscopen te Amsterdam, het geen echter een onvermijdelijke consequentie van deelneming zou zijn.) Nederland zou daarmee een meer dan evenredig deel van deze Euro-koek krijgen, doch zelfs dat deel zou in geen verhou ding staan tot het grote aantal bioscopen, commerciële bioscopen zowel als bij de Associatie aangesloten filmtheaters, die zich al ge durende lange tijd voor de vertoning van Europese films hebben ingezet, maar die straks ten opzichte van enkele collega's zouden worden gediscrimineerd met de hierboven genoemde te verwach ten gevolgen daarvan. Overigens is de vraag te stellen, hoe een gesubsidieerd filmtheater (filmhuis) kan worden beschouwd als "commercial" en "highly competitive", hetgeen de initiatiefnemers op het oog zeggen te hebben.1 Conclusies Zoals eerder naar voren gebracht, is het bezwaar van Media Salles en van vrijwel alle daarbij betrokken bioscoopbonden, dat de Europese film door de "Europa Cinemas" als het ware in een getto zou worden geplaatst. Dat is op zich ook niet de bedoeling van de initiatiefnemers"!, maar de redenatie van voorstanders van het plan luidt, dat men beter in een getto kan leven dan helemaal niet.Met laatstgenoemde uitspraak is het hele probleem eigenlijk goed gekenschetst. Indien immers in een EG-land, behalve het na tionale produkt, geen of nauwelijks Europese films worden ver toond, is een "salie vitrine" (etalage) inderdaad beter dan niets. Dat is echter in Frankrijk en Duitsland, waar honderden bioscopen al een grotendeels Europese programmering hebben, niet het geval, en ook niet in een klein land als Nederland waar dit bij enige tien tallen bioscopen het geval is. Ik ben dan ook van mening dat een project als dat van de "Europa Cinemas" niet van toepassing kan zijn op alle landen van de EG of van West-Europa, maar alleen op die waar het nodig is. In de landen waar de vertoning van Europese films weliswaar nog niet bevredigend, maar in elk geval toch veel beter is dan met enkele "Europa-bioscopen" per land ooit kan worden bewerkstelligd, zou bereiking van het doel van het project, namelijk uitbreiding van de vertoning van Europese films tot vele zalen"!door het project juist worden belemmerd in plaats van bevorderd; de Europese film zou er door worden geschaad. Opmerkelijk is overigens dat de argumentatie voor dit door de lei ding van 'Media 95' zo gesteunde project niet in overeenstem ming is met bevindingen van een studie die door een onderdeel van 'Media 95', de Media Business School, naar voren zijn ge bracht. Ongetwijfeld vormen de genoemde secundaire doelstellingen van het project een goede zaak. Kleine festivals, speciale Europese we ken, previews, etc. zijn inderdaad wenselijk, doch het is nodig noch doelmatig om deze tot enige geselecteerde zalen te beper ken. Dit is juist een terrein waarop Media Salles actief dient te zijn, doch een deel van het daarvoor nodige budget is aan Media Salles ten behoeve van de "Europa Cinemas" onttrokken. Zoals in mijn vorige artikel over dit onderwerp is aangegeven6, volgt de leiding van 'Media 95' jegens Media Salles een volstrekt onaanvaardbare procedure. Indien de leden van het Uitvoerend Comité van Media Salles op grond daarvan hun functies ter be schikking zouden hebben gesteld, zouden zij daarbij in overeen stemming met hun eergevoel hebben gehandeld. Misschien is het goed, dat niet deze weg, maar een pragmatische houding is geko zen. Tegen Media Salles is gerechtvaardigde kritiek aan te voeren, maar de thans in Brussel geuite kritiek is buiten elke proportie, en kan nauwelijks alleen op eerlijke motieven berusten. Tijdens de op 1 juli te Brussel gehouden vergadering van het Uitvoerend Comité van Media Salles is besloten, door gerichte activiteiten op korte termijn het praktische nut van Media Salles te bewijzen, waarbij men de verwachting heeft dat de leiding van Media 95' haar pro cedure dan wel zal moeten bijstellen. In de tussentijd kan elke na tionale organisatie de nodige stappen ondernemen, indien het plan van de "Europa Cinemas" in het eigen land onverhoopt in een actueel stadium zou komen. Nederland is daarbij een van de lan den waar de "Europa-bioscopen" de positie van de Europese film zouden schaden. Drs.J.Ph.WoIff Noten 1. "Europa Cinemas: The Salles-pavillions'-Why and How" (30-6-92). 2. Zie: "De benarde positie van de speelfilmproductie in Europa en het effect daarvan op het bioscoopbezoek", Film, juni 1989, blz.6. 3. Tom Hoehn, "Retailing European Films: The Case of the European Exhibition Industry. Report for the Media Business School" (London Economics, mei 1992). 4. t.a.p., blz.50, resp. 52. 5. Zie bijv.: "In conversation with Holde Lhoest. Media-ting in the New Europe" (Screen International, 17/23-1-'92), en "1 'Entretien - Holde Lhoest" (Le Film Frangais, suppl. 10/11 bij nr. 2400/2401). 6. "Media Salles in politiek vaarwater", Film, juli 1992. 7. Naar voren gebracht tijdens de van 17-19 juli gehouden conferentie over "The Challenge of Languages in European Film", waarover meer in het volgende nummer van dit blad. 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 11