GERENOVEERDE KANTOORPANDEN VAN DE NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR DE CINEMATOGRAFIE GEOPEND Op 13 juli jl. vond in aanwezigheid van een aantal genodigden de officiële opening plaats van de gerenoveerde kantoorpanden aan de Jan Luykenstraat in Amsterdam. De Minister van W.V.C.mevrouw drs.H.d'Ancona, sprak ter gelegenheid hiervan een rede uit, welke hieronder integraal is weergegeven. Dames en heren, De Nederlandse Bond van Bioscoop- en Filmondernemingen heeft zich op de respectabele leeftijd van 75 jaar zowel inwendig ais uit wendig drastisch verjongd. Hij is getransformeerd van een een heidsorganisatie tot een federatie van verenigingen. En zoals we vandaag kunnen zien, heeft hij zich daarbij ook letterlijk in een nieuw jasje gestoken. Een complete metamorfose dus. Het doet me dan ook zeer veel genoegen als één van de eersten de nieuwe Nederlandse Federatie voor de Cinematografie te feliciteren met deze geslaagde operatie. Bij deze feestelijke gelegenheid wil ik kort ingaan op de bijzondere relatie die wij met elkaar onderhouden. Zoals u immers weet, zijn de Bond - als ik hem nog even zo mag noemen - en de rijksoverheid oude bekenden van elkaar. Ze hebben een gemeenschappelijk verleden, met de daarbij behorende 'ups en downs' die elke relatie kenmerken. Herhaaldelijk hebben ze om de onderhandelingstafel gezeten, met op de agenda onderwerpen als de vermakelijkheidsbelasting en de Filmkeuring. Gezamenlijk hebben ze aan de wieg gestaan van het Productiefonds voor Nederlandse films. Op deze punten zijn - zij met het soms moeizaam - resultaten be haald, waarmee we toch niet ontevreden mogen zijn. De Bond is door de jaren heen voor de rijksoverheid een gespreks partner geweest, omdat hij niet alleen de individuele belangen van zijn leden behartigde, maar ook zorg droeg voor de meer algemene belangen van het film- en bioscoopbedrijf. De oude Bond rekende het tot zijn taak de Nederlandse filmcultuur te bevorderen, want het creëren van een bloeiend nationaal filmklimaat behoort van ouds her tot zijn doelstellingen. Hier ligt beleidsmatig één van de raak vlakken tussen deze overkoepelende organisatie en de overheid. Zij vullen elkaar op dit punt aan, met als gunstig neveneffect dat - in tegenstelling tot in het buitenland - bepaalde aangelegenheden kunnen worden geregeld, zonder dat daar wettelijke maatregelen aan te pas hoeven toe komen. Ik noem een belangrijk punt: exploi tanten, verhuurders en videodistributeurs zijn op dit moment met elkaar in gesprek om overeenstemming te bereiken over de termijn waarna een bioscoopfilm op video vertoond kan worden, de zoge naamde 'window'. Met die overeenstemming kan voorkomen wor den dat de Nederlandse situatie door het Europese Hof in Luxemburg wordt getoetst. Ik juich dat eigen initiatief toe, omdat ik op dit punt een voorstander ben van terughoudend overheidsbe leid. Overigens wil ik de relatie tussen de NBB en de overheid ook niet te rooskleurig voorspiegelen. De Bond is natuurlijk ooit ont staan, juist uit protest tegen bepaalde overheidsmaatregelen en ik ben me er zeer goed van bewust dat het film- en bioscoopbedrijf moeilijke tijden doormaakt. Een wat problematischer kant van de relatie is wellicht, dat met name het bioscoopbedrijf in vergelijking tot andere culturele voorzieningen altijd op aanzienlijk minder over heidssteun heeft mogen rekenen. Ik geloof dat men daar wel trots op is. En u heeft ongetwijfeld de afgelopen maanden wel begrepen dat ik voorstander ben van een zekere mate van zelfstandigheid in de culturele sector. Dat heeft de gemoederen de laatste tijd in ieder geval danig in beweging gebracht. In het geval van de bioscopen is een dergelijke zelfstandigheid echter niets nieuws. Er zal gezocht moeten worden naar meer wegen om deze culturele bedrijfstak te versterken, zonder de relatieve onafhankelijkheid daarbij aan te tas ten. Een florerend bioscoopbedrijf is per slot van rekening de basis voor een bloeiend filmklimaat, een conditio sine qua non voor de filmproductie, en dus ons gezamenlijk belang. Ook heb ik als minister het afgelopen jaar onderhandeld met de Bond, en zoals u weet heeft onze gezamenlijke inspanning inmid dels vrucht afgeworpen. Het zal niemand zijn ontgaan dat ik in het veel besproken kunstenplan 'film' een hoge prioriteit heb gegeven; gemeten naar het geld dat ermee is gemoeid, zelfs de grootste pri oriteit. Het is gebleken dat de speelruimte voor verandering gering is, maar ik meen dat we er toch in zijn geslaagd een aantal nieuwe accenten in het kunstbeleid te leggen. Niet minder opmerkelijk is, dat ook de Bond steun heeft toegezegd aan onze filmplannen en wel in de vorm van een niet onaanzienlijke financiële bijdrage. Ik ben zeer ingenomen met deze steun, want ik ben er stellig van overtuigd dat alleen een inspanning van de diverse betrokkenen sa men een nieuwe impuls kan geven aan de nationale filmproductie. Zoals toegezegd zal ik me inzetten voor verlaging van het btw-tarief voor bioscopen, zodat we verder kunnen praten over aanvullende maatregelen ter verbetering van ons filmklimaat. Mijn gespreks partner zal de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie zijn. Als ik alleen al afga op de nieuwe naam, zal ook deze zich - in de goede traditie van de Bond - inzetten voor versterking van de posi tie van film als cultuuruiting in Nederland. En daarbuiten, haast ik mij hieraan toe te voegen. Want natuurlijk moet het nationale filmbeleid aansluiten op de Europese ontwikke lingen: de toename van de internationale co-producties, onze deel name aan Eurimages, maar ook het MEDIA '95-programma van de EG zijn hier van belang. Wat dit laatste betreft, hebben we zeer re cent een fraai succes geboekt. Het zal niemand zijn ontgaan dat er tot nu toe geen volledig pro gramma-onderdeel van MEDIA '95 in Nederland was gevestigd. We hebben er de afgelopen maanden hard aan gewerkt om dit te ver anderen. Met "we" bedoel ik hier ook vertegenwoordigers van het Audio-Visueel Platform. Dit heeft, in een werkgroep onder leiding van de Algemene Secretaris van de NBB, de heer Tijssen, meege werkt aan de komst van 'Sources" naar ons land. 'Sources" zal zich toeleggen op de bron van al het goede in deze bedrijfstak. En dan bedoel ik niet 'geld', maar de ontwikkeling van de creativiteit op het gebied de scenario-schrijven. 'Sources' gaat terug tot de kern van de zaak: een verbetering van de professionaliteit op scenarioge bied. Daarmee beoogt het uiteindelijk een verhoging van de kwali teit van de Europese film. En ook op dit punt liggen de belangen van de overheid en de Federatie in eikaars verlengde. Ik ben voor nemens jaarlijks ruim 100.000,- te betalen aan het secretariaat van 'Sources'. Tot besluit, dames en heren, wil ik deze eminence grise - die zich vandaag in een nieuwe gedaante presenteert - ook feliciteren na mens de stichting Bio Kinderrevalidatie. Ik doe dit met veel genoe gen omdat, zoals u weet, de bioscoopexploitanten als 65 jaar dit initiatief ten bate van de lichamelijk gehandicapte kinderen trouw zijn gebleven. Het is bewonderenswaardig dat deze bepaald niet onkwetsbare bedrijfstak een eenmaal genomen verantwoordelijk heid al zo lang heeft willen dragen. De stichting Bio-Kinderrevalidatie hoort, ook anno 1992, als van zelfsprekend bij de Nederlandse bioscoop- en filmwereld. Toch is het goed om te weten dat deze vanzelfsprekendheid ontstond dank zij een niet aflatende inzet van het bestuur van de Nederlandse Bioscoopbond. Aan degenen die zich hiervoor persoonlijk hebben ingezet, is een woord van grote waardering dan ook geheel op zijn plaats. Damens en heren, graag zou ik de heren Wolft en Tijssen willen uitnodigen om een cadeau in ontvangst te nemen dat is bedoeld én om dit vernieuwde gebouw op te sieren èn onze goede samenwer king te bezegelen. Het cadeau is een drieluik van Peer Veneman. Dit leek me toepasselijk, omdat de Federatie bestaat uit drie vereni gingen: exploitanten, verhuurders en producenten. De prenten he ten splendour', 'beauty' en 'wisdom'.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 7