ACT10 N FRËiÖKT NIEUW GEVESTIGD 1-9-1992! "HET IS TIJD VOORACTION!" INT. VERVOER PER VLIEGTUIG, KOERIER, SCHIP, TRUCK, TREIN T.B.V FILM, TV VIDEO BRANCHE! VRAAG VRIJBLIJVEND INFORMATIE EN/OF TARIEVEN! TEL.: 020-6533519, FAX: 020-6533652 tot vele publicaties en uitingen in de media die het tegenovergestelde suggereren. Het gaat hierbij om een zeer belangrijke constatering, na melijk om de vaststelling dat het economische goed "een bioscoopbe zoek" sinds ca. 1960 in sterke mate is veranderd. In die periode is de vraag naar het product "bioscoopbezoek anno 1960" gewijzigd in een geringere maar minder prijselastische vraag naar het product "bio scoopbezoek anno 1990". (De vraagcurve is in negatieve richting ver schoven en stijler geworden.) Terecht wijst Hoehn er op dat de bio scopen met deze kwaliteitsverbetering en de daarbij behorende prijs verhogingen van leveranciers van massavermaak zijn geëvolueerd naar een met schouwburg en concert wedijverende recreatie-moge- lijkheid. Deze ontwikkeling, die ook blijkt uit recente onderzoekingen over de samenstelling van het bioscooppubliek (2), was volgens Hoehn de enig juiste weg voor de bioscoopbranche. Zoals door hem terecht is opgemerkt, zou het met de bioscopen oude stijl namelijk zelts met de vroegere lage entreeprijzen niet mogelijk zijn geweest om de grote massa van de toch nog veel goedkopere televisie weg te trekken. Er van uitgaande dat het product "bioscoopbezoek" aanmerkelijk is veranderd, kan men eigenlijk niet eens zeggen dat het bioscoopbe zoek sinds ca. 1960 is verminderd met de in de statistieken te vinden bezoekersaantallen. Evenals men bijvoorbeeld bij winkels die van goedkope herenconfectie zijn overgegaan naar maatconfectie, op grond van de daarbij uiteraard opgetreden vermindering van het aan tal verkochte stuks niet kan concluderen dat de vraag naar conventio nele herenkleding is gedaald (hoewel dat wel het geval is), kan een overeenkomstige conclusie eigenlijk ook niet worden getrokken ten aanzien van het sterk gewijzigde product "bioscoopbezoek". Dat neemt natuurlijk niet weg, dat de vraag naar bioscoopbezoek, hoe ook gedefinieerd, wel degelijk is verminderd. Het betekent echter wel, dat deze vermindering, met name als men deze over een periode van eni ge decennia bekijkt, anders dient te worden geïnterpreteerd dan tot dusverre gebruikelijk is, en wel in een voor de bioscoopbranche min der negatieve zin. Hoehns constateringen werken hier als een eye opener, waarvan de consequenties waard zijn om in een afzonderlijke publicatie verder te worden uitgewerkt. Voor de door hem geformuleerde vraagstelling over het al dan niet bestaan van een capaciteitstekort heeft dit aspect echter weinig directe betekenis. Dat is wèl het geval met het volgende onderwerp. De nieuwe multiplexen Het is opmerkelijk dat een onderzoeker die tot zulke goede analyses in staat blijkt te zijn als in het voorafgaande is beschreven, op het ge bied van een verwant onderwerp als de nieuwe multiplexen geen nut tige bijdrage heeft geleverd. De oorzaak daarvan is vooral gelegen in het feit dat Hoehn kennelijk niet tot een besluit is gekomen over een te hanteren definitie van het begrip "multiplex". Terwijl hij begint met een begripsbepaling waarbij een multiplex een als zodanig in nieuwbouw ontstaan (purpose built) complex is met vijf of meer zalen, neemt hij op een andere plaats de volgens hem in Frankrijk bestaande betekenis van dat woord over, na melijk een gebouw met twee of meer bioscoopzalen. (Dit is evenwel niet juist: in Frankrijk wordt voor alle bioscopen met twee of meer za len niet de term "multiplex" maar die van "complexe" gebruikt. (3)) Deze tweeslachtige werkwijze is uiteraard niet doelmatig. Nog erger is, dat geen van de twee door Hoehn gehanteerde definities geba seerd is op de te onderscheiden wezenlijke kenmerken. De keuze van een zg. operationele definitie van het begrip multiplex (nieuwe stijl) is van groot belang. Zonder een dergelijke keuze is het opstellen van internationale statistieken op dit gebied immers niet mogelijk, en ontbreekt er een uitgangspunt voor de analyses van dit belangrijke verschijnsel. Bij het zoeken naar een doelmatige omschrij ving van het begrip multiplex is ter discussie te stellen, in hoeverre de hoedanigheid van "purpose built" een nuttig criterium vormt. Indien men, zoals Hoehn heeft gedaan, de grens bij vijf zalen legt, is niet in te zien wat het wezenlijke verschil is tussen een op een goede manier tot meerdere zalen verbouwd complex enerzijds, en nieuwbouw an derzijds. Legt men, wat ook om andere redenen zinvoller is, de grens bij een groter aantal zalen (bijv. acht), dan is de kwestie van al dan niet nieuwbouw automatisch vrijwel opgelost, doordat er bijna geen tot complex verbouwde bioscopen met bijv. acht of meer zalen be staan. Het is jammer dat Hoehn zijn aandacht hier heeft gericht op niet es sentiële aspecten van het verschijnsel. Terwijl het commerciële succes van veel multiplexen wel vaststaat, Action Freight B.V. Zandsteen 44, 2132 MR Hoofddorp

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1992 | | pagina 6