JEAN DESMET; DE CATALOGUS
door Jeroen van der Meij
-•-..'•:
In juli van dit jaar presenteert het
Nederlands Filmmuseum een catalo
gus van de collectie Jean Desmet.
Behalve aan de films uit deze collectie
- al jaren het visitekaartje van het mu
seum in binnen en buitenland - wordt
voor het eerst ook aandacht geschon
ken aan de rijke verzameling
publiciteitsmateriaal die door Desmet
is nagelaten. Met het publiceren van
de in de afgelopen jaren door het
Studiecentrum van het museum geïn
ventariseerde collectie in een catalo
gus hoopt het NFM juist het onderzoek
naar het niet-filmische materiaal te sti
muleren.
Desmet
Jean Desmet's bemoeienissen met het
medium film begonnen toen hij in
1907, na diverse andere kermisattrac
ties te hebben gehad, startte met een
reizende bioscoop. Zijn 'Imperial Bio'
bleef tot 1919 een regelmatige verschij
ning op Nederlandse kermis terreinen.
Daarbij opende Desmet in 1909 zijn
eerste vaste bioscoop-theater, de
Cinema Parisien in Rotterdam. Een
jaar later volgde een gelijknamig
theater in Amsterdam, en al gauw
groeide dit bedrijf uit tot een keten
van een kleine tien theaters. Desmet
behoort daarmee tot de grootste en
meest actieve exploitanten van de
jaren '10.
De stap van reizende bioscopen naar
vaste theaters bracht een ommezwaai
teweeg in de filmhandel. Exploitanten
konden niet langer een film kopen van
de filmfabriek om daarmee weken lang
het land af te reizen op zoek naar
nieuw publiek. In plaats daarvan
diende men regelmatig het programma
te vernieuwen. Aangezien slechts wei
nigen zich konden veroorloven om we
kelijks nieuwe programma's aan te
kopen, werd de stap naar vaste biosco
pen tegelijkertijd afhankelijk van en
een belangrijke stimulans voor de film
verhuur en distributie.
Desmet was ook op dit gebied actief. In
1910 opende hij een kantoor waarmee
hij programma's, die in zijn eigen
theaters hadden gedraaid, elders in
het land aan de man kon brengen.
Desmet distribueerde materiaal van
alle grote filmfabrieken uit die tijd,
vooral uit Frankrijk, de Verenigde
Staten, Italië en Duitsland. In de te ver
schijnen Desmet-catalogus worden de
belangrijkste producenten kort be
schreven.
Tijdens de Eerste Wereld
oorlog raakte Desmet zijn
voortrekkersrol in de film-
branche kwijt. Vermoe
delijk kon of wilde hij de
noodzakelijke extra inves
teringen niet opbrengen.
De film ontwikkelde zich in
die jaren van eenakter tot
volwaardige speelfilm, en
de prijzen stegen overeen
komstig. Daarnaast werd er
door het publiek steeds ho
gere eisen gesteld aan de
theaters waarin deze films
geconsumeerd konden
worden. Desmet redu
ceerde zijn filmaankopen,
en verkocht na de Eerste
Wereldoorlog zijn theaters.
Behalve 'Parisien' in
Amsterdam, dat ook na zijn
dood in de familie is geble
ven, en waarvan het in-
L'Enfant de Paris
terieur nu in één van de zalen van het
museum is ingebouwd.
De collectie
Desmet overleed in 1956, waarna zijn
vrouw de omvangrijke collectie aan
het Filmmuseum schonk. Het meest in
het oog lopende deel van de nalaten
schap is wel de filmcollectie; ruim 900
titels uit de periode 1910-1915. Film
werd in die tijd gemaakt op nitraat
basis; een chemische samenstelling
met nogal wat negatieve eigenschap
pen. Niet alleen is het uiterst brand
baar, maar als basis voor film heeft het
de neiging in de loop der tijd te dege
nereren tot een waardeloos poeder.
Direct na de overdracht van het film
materiaal is het Filmmuseum daarom
begonnen met het restaureren en con
serveren van deze unieke collectie.
Maar het zou tot 1985 duren eer dit
cultuurgoed de erkenning kreeg die
het verdient. Het rijk zorgde toen voor
de broodnodige financiële ondersteu
ning zodat de conservering systema
tisch aangepakt kon worden.
Tegelijkertijd ontstond er ruimte om
actief de inventarisatie en ontsluiting
van de rest van de nalatenschap ter
hand te nemen. Behalve de films ont
ving het NFM een grote hoeveelheid
publiciteitsmateriaal; foto's, affiches,
verhuur- en promotiecatalogi alsmede
een zeer uitgebreid bedrijfsarchief.
Sinds 1985 is er hard gewerkt aan een
organisatie die deze en soortgelijke
schenkingen kan verwerken en ontslui
ten, zodat zij een bijdrage kunnen zijn
aan toekomstig onderzoek.
De catalogus
De Desmet-catalogus is hiervan een re
sultaat. Hierin zijn de diverse deel-col-
lecties samengevoegd tot één omvang
rijk overzicht van de filmindustrie in
de jaren '10. Opvallend daarbij is dat
het non-filmische deel van de collectie
veel meer inhoudt dan alleen een aan
vulling op de films. Alleen al in de pu-
bliciteitscatalogi is over meer dan 2000
films informatie terug te vinden. Vaak
is dit 'papier' het enige tastbare bewijs
van het bestaan van een film, omdat er
nergens ter wereld kopieën terugge
vonden zijn. Dit is illustratief voor het
enorme belang van niet-filmisch mate
riaal voor de filmgeschiedenis.
Affiches bezitten daarnaast ook nog
een eigen, kunsthistorische waarde.
Onder de circa 2000 Desmet-affiches
bevinden zich een groot aantal prach
tige ontwerpen uit binnen- en buiten
land. Als geheel geeft deze collectie
33