van mijn departement. Voor een sterke infrastruktuur zijn goede, populaire publieksfilms ook broodnodig. In ze kere zin maken deze films investerin gen in de artistieke film mogelijk. Overigens vind ik dat in de Nederlandse filmsituatie een scherpe scheiding tussen 'artistiek' en 'com mercieel' wat kunstmatig aandoet. Het voorstel van een matching-fund lijkt me dus zo gek nog niet, als het - ook qua middelen - in aansluiting op het nieuwe fonds wordt uitgewerkt. Dit punt staat thans op de agenda bij de besprekingen met Economische Zaken. Ik kan me ook voorstellen dat in het kader van de overeenkomst tussen het nieuwe filmfonds en het CoBo door de betrokken partijen eens goed wordt gekeken naar de mogelijkheden. Per slot van rekening onderstreept het McKinsey rapport nog eens dat een grotere strukturele investering door de omroep in de filmproduktie, met name in publieksfilms, gewenst is. Dit zal potentieel alleen de kwaliteit van de films ten goede komen, maar het zal tegelijkertijd de programmering van de publieke omroep ten opzichte van de commerciële omroepen versterken. Ook bij een ander onderwerp wijst het McKinsey rapport in de richting van samenwerking met een ander departe ment. In dit geval met het ministerie van Financiën, bij het streven naar een verlaging van het BTW-tarief voor bio scoopvertoningen. U begrijpt dat ik daarvoor weinig aansporing nodig heb. Het maakt immers onderdeel uit van de voorstellen in het Kunstenplan. Gekoppeld aan de toezegging van het NFC jaarlijks 1 miljoen gulden ter be schikking te stellen aan de filmproduk tie, zei ik toe mij in te zullen spannen voor de BTW-verlaging. Mocht deze verlaging worden gerealiseerd, dan zullen wij elkaar opnieuw spreken over mijn voorstel enkele dubbeltjes per verkocht bioscoopkaartje te bestem men voor de Nederlandse filmproduk tie. Het BTW-tarief voor cultuur staat al geruime tijd op de parlementaire agenda. Bij monde van mijn ambts voorganger, de heer Brinkman, is naar aanleiding van een motie al in 1989 meegedeeld dat het kabinet zal stre ven naar een zo laag mogelijk tarief voor cultuur. Ook vorig jaar - tijdens de behandeling van het Kunstenplan - hebben alle Kamerfracties er tot mijn genoegen op aangedrongen om cul tuur onder het verlaagde BTW-tarief te brengen. Omdat de BTW-regelgeving op Europees niveau wordt geharmoni seerd, is gewerkt aan de besluitvor ming op dit ni veau. Inmiddels zijn een aantal belangrijke stap pen gezet. Eind vorig jaar stelde de ECOFIN-raad vast dat de E.G.- lidtstaten het verlaagde tarief mogen toepas sen op concer ten, musea, bio scopen, tentoon stellingen en soortgelijke cul turele evene menten en pres taties. De lijst is facultatief. Het definitieve be sluit dient dus uiteindelijk op nationaal niveau te worden geno men. Maar, van Nederlandse zijde is bij de vaststelling van de lijst geen voorbehoud ge maakt. Moret, Ernst Young hebben in een rappor tage getiteld 'Verlaagde BTW-tarief voor de Cultuur' de argumenten voor BTW-verlaging nog eens krachtig verwoord. Algemeen geldt dat dit een stimulerende werking zal hebben op de culturele sector: een versterking van de internationale con- currentie-positie, meer prestaties, meer werkgelegenheid, maar ook een positieve stimulans voor het toerisme en de horeca. Wat film betreft, wordt er onder meer op gewezen dat biosco pen culturele instellingen zijn die van wezenlijk belang zijn voor de produk- tie van met name speelfilms; kort sa mengevat in de stelling "zonder film geen bioscoop, maar zonder bioscoop is er ook geen film". In dit verband wordt er ook op gewezen dat in veel E.G.-Lidstaten, zoals België, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië het bio scoopbezoek onder meer wordt gesti muleerd door het lage BTW-tarief op filmvertoningen toe te passen. In feite is Nederland één van de weinige lan den die het algemene (hoge) BTW-ta rief hanteren. Bovendien wordt in het rapport geconstateerd dat een verla ging van het BTW-tarief voor biosco pen het rendement van het inmiddels door het kabinet beoogde filmbeleid voor de komende jaren aanzienlijk zal vergroten. Met mijn collega, de minister van Financiën, heb ik overleg gevoerd om cultuur, inclusief de filmvertoningen, onder het verlaagde tarief te brengen. We hebben inmiddels geconstateerd dat er noch inhoudelijke, noch fiscaal- technische belemmeringen zijn om aan dit beleidsvoornemen invulling te geven. Dit is wellicht de belangrijkste stap in de goede richting. Er zijn ech ter nog geen oplossingen gevonden voor de budgettaire belemmeringen waarmee het kabinet wordt geconfron teerd. Op korte termijn zal hierover een regeringsstandpunt worden gefor muleerd, waarop we de reaktie van de Tweede Kamer moeten afwachten. Dames en heren, Veel onderwerpen zijn niet aan de orde gekomen, en op veel punten is het nog te vroeg om definitieve conclu sies te trekken, maar het moge duide lijk zijn dat er mijnerzijds groot belang wordt gehecht aan een versterking van de Nederlandse filmcultuur. Ik heb u een beeld geschetst van de meest re cente ontwikkelingen en de weg die in middels definitief is ingeslagen om een aantal van de doelstellingen te realise ren. Veel hangt daarbij af van de be reidwilligheid van andere partijen om een constructieve bijdrage te leveren, en het zal u ongetwijfeld duidelijk zijn dat ik daarop een beroep zal blijven doen. Ik dank u. 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1993 | | pagina 12