BTW Nederlands^ndsvoorde^,m Nederlandse Federatie voor de Cinematografie STICHTING Op vrijdag 27 oktober 1995 is in Movieworld te Scheveningen, door Staatssecretaris A. Nuis, Robbert Wijsmulier, Jan van Dommelen, Hans Tijssen en Monique van de Ven (bestuurslid van het Nederlands Fonds voor de Film) een overeenkomst gete kend tussen het Ministerie van Onderwijs Cultuur Wetenschappen, de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie en het Nederlandse Fonds voor de Film. Met de ondertekening van de overeenkomst is vast gelegd dat de BTW op het bioscoopkaartje per 1 januari 1996 zal worden verlaagd van 17,5% naar 6%. Vele jaren heeft de verlaging van de BTW op het bioscoopkaartje op het verlanglijst je van de bedrijfstak gestaan. In de verga deringen van het Bondsbestuur van de Nederlandse Bond van Bioscoop- en Filmondernemingen kwam dit onderwerp met enige regelmaat naar voren, maar tel kens moest worden geconstateerd dat een BTW-verlaging politiek volstrekt onhaal baar was. bereid verklaarden de plannen van de Minister, neergelegd in het Kunstenplan 1993-1996 te ondersteunen met een jaar lijkse bijdrage van 1.000.000,-, zegde zij toe zich in te zullen spannen om een BTW-verlaging te realiseren om zo tot harmonisatie binnen Europa te komen. Op een door NFC georganiseerde discussie middag in het Tuschinski Theater hield zij een pleidooi voor verlaging van het BTW- Na de ondertekening van de BTW-overeenkomst poseren vlnr: Hans Tijssen, algemeen secretaris NFC, Monique van de Ven, bestuurslid Nederlands Fonds voor de Film, Staatssecretaris A. Nuis, Robbert Wijsmuller, voorzitter NFC en Jan van Dommelen, vice- voorzitter NFC. In 1992 werd door de Europese Commissie gesteld dat "film" voor het lage BTW-tarief in aanmerking kwam maar dat het implementeren van deze aan beveling aan de lidstaten werd overgela ten, waarmee de deur voor besprekingen met de overheid werd geopend. De toen malige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Mevrouw Hedy d' Ancona stond open voor de ideeën vanuit de bedrijfstak om het BTW- tarief te harmoniseren met de fiscale situ atie in de andere Europese landen. Hier bestonden al langer fiscale steunmaatre gelen, waaronder een laag BTW-tarief op het bioscoopkaartje. Toen de bij de NFC aangesloten verenigingen van bioscoop exploitanten en filmverhuurders zich tarief op cultuur, waarbij zij onder meer constateerde dat bioscopen culturele instellingen zijn, die van wezenlijk belang zijn voor de produktie van met name speelfilms en dat verlaging van het BTW- tarief voor filmvoorstellingen het rende ment van het door het kabinet beoogde filmbeleid aanzienlijk zou vergroten. Het kabinet Lubbers III erkende uiteinde lijk dat de bioscopen voor een laag tarief in aanmerking zouden moeten komen, maar ook dat hiervoor de budgettaire mid delen ontbraken. Voor het NFC bestuur was dit de reden het overleg met 'Den Haag', waar inmid dels het Paarse kabinet was aangetreden - in samenwerking met andere kunstdisci plines- verder te intensiveren. Deze stille diplomatie wierp zijn vruchten af toen bleek dat ook dit kabinet welwillend ten opzichte van BTW-verlaging stond. De nieuwe Staatssecretaris van OC W koos echter voor een andere benadering: niet de harmonisatie van het BTW-tarief met de andere Europese landen, maar finan ciële ondersteuning van 'het gat' in zijn cultuurbegroting stond voor hem centraal. Dit leidde ertoe dat onder meer van de NFC werd verlangd dat de helft van het BTW voordeel zou worden afgestaan ter dekking van het tekort. Dit principe bleek een absolute voorwaarde om tot verlaging te komen. Verschillende gesprekken met het Ministerie konden in deze situatie geen verandering brengen. Wel was de Staatssecretaris bereid voor een periode van vier jaar, te beginnen op 1 januari 1997, vanuit de afdracht een bedrag van 1.000.000,- aan het Nederlandse Fonds voor de Film beschik baar te stellen. 50% van dit miljoen zou ten goede komen aan de produktie van lange speelfilms en 50% aan marketing. Daar bovenop zou het Ministerie geduren de deze periode nog eens 1.000.000,- extra ter beschikking stellen. Op basis van deze uitgangspunten werd door de betrok ken partijen besloten een overeenkomst uit te werken. Om organisatorische redenen wenste het Ministerie dat de afdracht van de BTW- korting (een bedrag van ca. 9.000.000,-) zou plaatsvinden aan het Nederlands Fonds voor de film. (Dit fonds verstrekt van overheidswege subsidies aan Nederlandse film- en speelfilmproduk- ties.) De vanuit OC W te verstrekken subsidie zal dan met eenzelfde bedrag worden verlaagd. Om deze structuur te formaliseren werd ook het NFF partij bij de overeenkomst tussen OC W en de NFC. Met de ondertekening van de overeen komst is voorlopig een einde gekomen aan het jarenlange zeer intensieve overleg vanuit het bureau van de NFC met vele betrokkenen (bewindslieden, kamerleden en ambtenaren) met betrekking tot de BTW. f

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 1995 | | pagina 5