Vanaf het moment dat de tanden de perforatie hadden verlaten, stond de film dus stil voor projectie, een principe dat ook enkele jaren daar voor werd toegepast door Bouly in zijn Cinématographe camera. De projectiefilm voor de Biograph had een beeldformaat van 68 x 54 mm en was niet geperforeerd. De projectiesnelheid van deze film bedroeg veertig beelden per seconde. De Biographprojector werd door een grote 2.5 pk elektromotor aangedreven, maar omdat de film niet geperforeerd was, gaf dat problemen met het kader en de beeldstand. In 1898 bezochten twee Nederlanders, de gebroeders Willy en Albert Mullens, de grote wereldtentoonstelling te Parijs, waar in de bio scoopzaal van het tentoonstellingsgebouw de films van Lumière wer den vertoond. Na het zien van de vertoning overwogen zij of het mogelijk was om ook het Nederlandse publiek hiervan kennis te laten nemen. Ze vonden dat deze nieuwe vinding naar Nederland moest worden gebracht! Ze hadden het geluk dat ze met Lumière persoon lijk een onderhoud hadden. Van hem kochten zij hun eerste projectie installatie en van de jonge Pathé Frères kochten ze nietszeggende stuk jes film. Met de Lumière apparatuur werd in 1899 in Breda de eerste voor stelling gegeven. Inmiddels hadden zij een firma opgericht die de naam 'Albert Frères' kreeg. Zeven jaar lang reisden zij door ons land en gaven zij filmverto ningen in een aange paste, grote tent. Overigens waren ze niet de enigen die in ons land films vertoonden, want op vele plaatsen werden op kermis sen en in kleine gehuurde zaaltjes filmvoorstellingen gegeven. Het 35 mm filmformaat voldeed weliswaar, maar toch wilde men ook in 1898 al steeds groter, want evenals de Amerikanen (Biograph - 1897), brachten ook August en Louis Lumière een filmband met een breedte van 75 mm en ook de driedimentionale projectie kreeg weer alle aandacht. G.R. Wilson patenteerde in 1898 zijn systeem voor anaglief-stereo-projectie. Bij deze methode werden twee stereogram men, die samen een stereoscopisch beeld vormden, met twee ver schillende kleuren over elkaar geprojecteerd. Dit beeld kon men alleen stereoscopisch waarnemen wanneer het door een bril werd bezien waarvan de glazen dezelfde kleuren hadden. De kleur der brillenglazen was steeds: links - groen en rechts - rood. Door het groene glas zag men het rode beeld en door het rode glas zag men het groene beeld. Het beeld dat door de rechter projector werd geprojecteerd was rood, het linker beeld (linker projector) was groen. De beelden werden enigszins zijdelings verschoven over elkaar gepro jecteerd. De anagliefmethode (geen projectie) werd reeds in 1853 ont dekt door W. Rollmann en J.C. d'Almeida en later verbeterd door Ducos du Hauron. Maar tevreden waren de onderzoekers nog steeds niet. Het ontbreken van geluid bij de beelden bleef de technici bezighouden en reeds in 1899 werden er verschillende systemen gedemonstreerd waarbij grammofoons aan filmprojectoren werden gekoppeld. Bevredigende resultaten werden er niet bereikt. In 1899 patenteerden F.M. Lee en E.R. Turner een additief drie-kleu ren procédé voor de projectie van filmbeelden, waarbij gebruik werd gemaakt van een optische kleurmenging. Van een gekleurd object werden op zwart-wit film, drie gescheiden opnamen gemaakt. Eén met een roodfilter voor het objectief, een tweede met een groenfilter en een derde met een blauwfilter. Bij de opname met het roodfilter werd alleen het rode licht tot de zwart-witte negatieffilm toegelaten, met het groenfilter alleen het groene licht en met het blauwfilter alleen het blauwe licht. Na de ontwikkeling kreeg men dus drie verschillen de negatieven in drie verschillende gradaties, waarvan positieve copieën werden gemaakt. Deze drie copieën werden door middel van één projector via drie kleurenfilters over elkaar geprojecteerd. Het rode positiefbeeld werd in de kleur rood geprojecteerd, het groene positiefbeeld werd eroverheen geprojecteerd enz. Door de kleurmen ging op het scherm kreeg werd de indruk van een gekleurd beeld opgewekt. Toch zag men nog steeds de vele tekortkomingen. In die eerste jaren was het voldoende wanneer de toeschouwers attractief bezig werden gehouden. De nieuwigheid 'film' werd slechts 'bekeken', meer werd er niet verlangd. Elke film toonde een kort bewegend fragment van ten hoogste twee minuten. De filmvertoning was vaak een onderdeel van een totaalprogramma in de variététheaters. Na enige tijd zag men in dat er nieuwe toevoegingen moesten komen om het publiek te blijven boeien. Men raakte uitgekeken op de stadstaferelen en de schokkerige korte reportages. Kleur en geluid moesten de oplossing brengen. Zeer voorzichtig werd er geëxperimenteerd met het met de hand aanbren gen van kleuren op de filmband en men zocht verder naar een bruik baar systeem om geluid aan de filmvertoningen toe te voegen. Aanvankelijk werden achter het projectiescherm mechanisch opge wekte geluidseffekten ten gehore gebracht, terwijl de filmbeelden werden begeleid door een pianist of zelfs door een compleet orkest. Nieuw waren deze pogingen om geluid toe te voegen niet. Ook Edison had al geprobeerd om zijn Phonograph aan de Kinetoscope te koppe len. Volgens dit systeem experimenteerde men verder. Daarna kwa men de eerste voorzichtige pogingen om geluid langs fotografische weg vast te leggen. Maar pas in 1927 gelukte het om op een verant woorde wijze beeld en geluid tot een technische eenheid samen te voe gen. Daarover later. De Fransman Leon Gaumont (1863-1946) die in 1896 Georges Demeny behulpzaam was bij de bouw van de 60 mm Chronophotograph filmapparatuur, ontwikkelde in 1902 een sound- on-disc filmsysteem, waarbij een grammofoondraaitafel via een elec- trische synchronisatie-inrichting aan de projector werd gekoppeld. Voor het eerst werden hierbij zowel het beeld- als het geluidsgedeelte electrisch aangedreven. Het systeem werd op 12 september 1902 gedemonstreerd bij de Société Francaise de Photographie. In 1910 werd de Chronophone (een verbeterde versie) gedemonstreerd voor de Académie des Sciences. Zijn 'Films Parlants' werden in 1911 vertoond "ETOS" Door Jac. Godene Tot vervelens toe zijn we de afgelopen weken geconfronteerd met de opening van Neerlands nieuwe sporttempel: ARENA! Of het nu ging om de slogan: "Bea bedankt', voor het meedoen aan de openings wave, of dat we tot treurens toe het lid van de Immobiele Brigade aan het dak hebben zien hangen... of dat we geconfronteerd werden met mummelende trainers en coaches die voorspelden welke Ajaxvoetballer nu eindelijk eens het eerste doelpunt zou gaan sco renhet kwam me mijn strot uit. Ofschoon, heel leuk was wel het spandoek van PSV bij de wedstrijd om het Johan Cruyff-servies AJAX IS READY VOOR EEN NIEU WE AFGANG! Ik kon er niets aan doen maar onwillekeurig legde ik even de link met het vaderlandse bioscoopbedrijf. We hebben met z'n allen een bedrijf waar we trots op mogen zijn. We doen er alles aan in de vaart der volkeren mee te kunnen lopen. We verzinnen van alles om, in die vermaledijde belangrijke, filmloze en voetbal-en olympische spelen-rijke zomer, middelen te vinden de argeloze filmliefhebber naar de bioscoop te lokken. Zo is daar dusDE ETOS-actie. Zoals vorig jaar al bleek (Albert Heijn) een actie waar gewoonweg iedereen op zat/zit te wachten, logisch dus dat dit jaar werd gezocht naar een continuering, weliswaar met een nieuwe partner. ETOS is best een risico want de mega-drogisterij zit nu eenmaal niet overal... en is misschien niet een primaire levensbehoefte, wat een grootgrut ter nu eenmaal wel is. Echter wie schetst de verbazing, de ETOS-actie is een denderend succes geworden. Ondanks, of wie weet wel dank-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 1996 | | pagina 22