UI
CC
H
II
In januari 1999 werden de belastingmaatre
gelen van kracht die de Nederlandse film
industrie een bredere financiële basis moes
ten geven. Tot dan toe waren producenten
van films in Nederland vooral afhankelijk
van subsidie. Zelfs succesvolle regisseurs
moesten zich elke keer weer opnieuw bewij
zen als zij zich voor de subsidiepotten aan
meldden. Dat werd opeens anders.
door: L. Alleman
De Commanditaire Vennoot
schap, een bestaande fiscale
structuur, werd mogelijk voor
investeerders in film. De belas
tingvoordelen die daarmee
gepaard gaan zouden particulie
ren moeten overhalen hun geld
te investeren in het ooit zo ris
kante product film. De regeling
werd met enthousiasme begroet
en filmproducenten en banken
gingen direct aan de slag. Een
nieuw tijdperk lijkt te zijn aange
broken.
Iets nieuws
Gamila Ylstra stond als hoofd
van de afdeling Film van het
Ministerie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen aan
de wieg van de gunstige belas
tingmaatregelen voor de filmin
dustrie. Zij nam deel aan de
werkgroep die in opdracht van
het Ministerie van Financiën
onderzocht of de bestaande
belastingwetgeving mogelijkhe
den bood om particulieren te sti
muleren in films te investeren.
Als projectleider bij het
Ministerie van Economische
zijn nog nauwelijks films in de
bioscoop uitgebracht die dankzij
financiering via een CV tot stand
zijn gekomen. Bovendien is het
nog steeds niet duidelijk hoe, na
de invoering van het nieuwe
belastingstelsel, de maatregelen
voor de film eruit zullen zien.
Vanaf januari 2001 zal de CV-
YLSTRA:
Nederlandse filmproductie."
Zaken werkte zij de maatregelen
uit.
Sinds mei 1999 is Gamila Ylstra
directeur van Fine BV, een initia
tief van het Ministerie van
Economische Zaken dat als
bureau filmproducenten helpt bij
het opzetten van een CV en het
aantrekken van financiers. Fine
beschikt ook over een budget van
12,5 miljoen gulden om zelf in
films te investeren. Als adviseur
is Fine BV onder meer betrokken
bij "The Discovery of Heaven"
van Jeroen Krabbé, "De grot",
naar het boek van Tim Krabbé en
"Nynke" van Pieter Verhoeff. Als
investeerder heeft Fine bijgedra
gen aan "Rent a Friend" van
Eddy Terstall. Nieuwe investerin
gen worden op dit moment voor
bereid.
Ylstra vindt het een lastig tijdstip
om de resultaten van de belas
tingmaatregelen te evalueren. Er
8
structuur geen soelaas meer bie
den aan particuliere investeerders
in film. Staatssecretaris
Vermeend beloofde eind vorig
jaar nog met alternatieven te
komen die dezelfde effecten zou
den hebben. Deze zullen op zijn
vroegst in september door zijn
opvolger bekend worden
gemaakt.
Ylstra weet hoeveel tijd het kost
om een belastingwet aan te pas
sen. De fiscale werkgroep waar zij
deel van uit maakte, heeft een
jaar gedaan over het onderzoek
naar de belastingmogelijkheden.
De uitwerking kostte nog ruim
een jaar. De politiek kwam in
beweging toen eind '95, begin
'96 voor het eerst een eendrachti
ge lobby van de speelfilmprodu
centen op gang kwam.
Ylstra: "De Nederlandse filmpro
ducenten kampten eigenlijk met
drie problemen: de voortdurende
o
o
c
m
ra
c
o
z
afhankelijk van subsidiegelden,
een gering productievolume en
het gegeven dat producenten
vaak van project naar project
hoppen zonder continuïteit op te
bouwen. Dit in een tijd, waarin
steeds meer rijke Nederlanders op
zoek zijn naar interessante inves
teringen en beleggingen."
Concurrentievervalsing
De Tweede Kamer had daar wel
oren naar. Wijers en Vermeend
pakten de zaak op.
Ylstra: "Vooral minister Wijers
ging uit van de gedachte dat de
filmindustrie meer volume moest
krijgen. Het is nu eenmaal ken
merkend voor deze sector dat van
de tien films er maar een enkele
succesvol is, een paar brengen
gewoon hun geld op en de rest
flopt. Een vergroting van het
volume reduceert dan de risico's
voor investeerders. Het ging ove
rigens om een impuls van vijf
jaar en beleidseffecten op de
lange termijn.
Anderzijds was het idee om met
film ook de creatieve kern van de
audiovisuele sector te stimuleren
en zo content te genereren. Op
die manier raakte ook staatsecre
taris Nuis van OCenW bij de
zaak betrokken."
Aan de fiscale werkgroep, die
toen in het leven werd geroepen,
stelde Ylstra voor de Willekeurige
Afschrijving voor de Film te
introduceren. Via deze aanpas
sing in de wetgeving zou de CV-
constructie mogelijk worden die
eerder tot enorme investeringen
in de scheepvaartindustrie had
den geleid. Vervolgens moest de
wetaanpassing goedgekeurd wor
den door Brussel. Commissaris
Van Miert zag erop toe dat de
maatregelen niet concurrentie
vervalsend zouden werken ten
opzichte van andere EU-landen.
Voor de Europese Commissie was
het daarbij van belang dat het
niet alleen om een economische
maatregel ging, maar dat ook de
Nederlandse filmcultuur daarmee
bevorderd werd. Uiteindelijk ging
Brussel akkoord.
Had u van tevoren een voor
stelling van het effect van
de maatregelen?
Ylstra: "Wij hadden de verwach
ting dat er na verloop van tijd
tenminste twee keer zoveel films
zouden worden geproduceerd. Tot
dan toe werd er jaarlijks gemid
deld veertig miljoen gulden in
Nederlandse films gestoken. In
1999 was dat meteen al 140 mil
joen. Inmiddels zijn er bij Senter,
de instantie die certificaten ver
strekt voor de regeling, een aan
zienlijke hoeveelheid films met
een totale productieomvang van
1,2 miljard gulden aangemeld.
Dat wil nog niet zeggen dat al dat
geld van particuliere investeerders
er ook gaat komen. Niet alle cer
tificaten worden verstrekt en niet
alle films komen uiteindelijk in
de CV's terecht. Bovendien komt
ook de financiering van niet alle
CV's uiteindelijk rond".
Maar je kunt toch spreken
van een succesvol beleid?
Ylstra: "Ja, vooral marktpartijen,
zoals de banken, reageerden
meteen zeer enthousiast. Zij
zagen voor hun klanten natuur
lijk een interessante beleggings-
mogelijkheid. Maar het lijkt er
soms op dat de zaken worden
omgedraaid. Het ging erom
investeerders te zoeken voor
Nederlandse films, nu worden er
films gezocht om in te kunnen
beleggen. Omdat de regeling
vooralsnog eindigt op 31 decem
ber van dit jaar, staat zij boven
dien onder grote druk. Iedereen
heeft nu haast om voor die tijd
nog film CV's rond te krijgen".
(Vervolg op pagina 11.)
U
De Nederlandse f ilmindutrie moet af van haar
subsidieafhankelijkheid
"DIE SUBSIDIE-AFHANKELIJKHEID IN NEDERLAND,
DAAR MOETEN WE ECHT EENS VANAF. IK BEN BANG
DAT DAT EEN VERLAMMENDE WERKING HEEFT OP DE
Q.
O
u.
U
0)
0)
O
0)
E
c
ra
UI
ra
u
0)