u O PUBLIEK BEKEKEN N LU Q Z O Z NFC ONDERZOEK PRESENTEERT DE CIJFERS VAN BIOSCOOPMONITOR Drie jaar na de start van het continue onderzoek, dat onder ande re inzicht geeft in samenstelling van het bioscooppubliek, kun nen de cijfers op goede wijze worden geïnterpreteerd. Hoe ziet de bioscoopbezoeker eruit? De afgelopen jaren is het aan bod aan vrijetijdsbestedingen sterk toegenomen. Mensen kun nen thuis én buiten de deur kie zen uit een veelheid aan activi teiten, waarvan één het bios coopbezoek is. De concurrentie positie van het film- en bios coopbedrijf is dus veranderd en het gevecht om de aandacht van de consument verhevigd. Een bijdrage aan dit gevecht wordt geleverd door productver betering. Naast de film beleef je immers ook de bioscoop, de ser vice van het personeel, de zaal, de projectie, het zitcomfort en het aanbod bij het buffet. De laatste jaren is de aandacht van de branche vooral daarop gericht geweest. Het uitbreiden en ver beteren van het bestaande aan bod zou bovendien kunnen wor den aangevuld met een aantal nieuwe vertoningsconcepten. In beide gevallen zal het bios coopbedrijf zich afvragen wat de wens is van het publiek. Een analyse van deze vraagkant, draagt bij aan de afwegingen die uiteindelijk de strategie van de bioscoopondernemingen bepa len. "Wat is het profiel van onze bezoekers?, zo luidde de eerste vraag. Dit besef heeft ertoe geleid dat de NFC drie jaar geleden is gestart met een bioscoopmoni tor, uitgevoerd door onderzoeks bureau NIPO. Nu, na drie jaar, kunnen we concluderen dat we het bioscooppubliek aardig in kaart hebben gebracht. Een goed begin is het halve werk, en zo ook hier. Uitgebreider publieks onderzoek zet de kaders voor het verhogen van de bezoekfrequen tie en geeft de handvatten om het publiek dat niet naar de film gaat daar toe te bewegen. Laten we eerst eens kijken wat het aandeel van de verschillende leeftijdsgroepen in het bioscoop bezoek is geweest in de afgelo pen drie jaar: 300 mensen, zouden dus 105 kinderen en jeugdigen zitten. Twee jaar eerder zouden dit er nog 84 zijn geweest. Films als "Abeltje" en "Kruimeltje" lijken hiervoor mede verantwoordelijk. De groep van twintig- tot veer tigjarigen kent een afname in het aandeel. Waren zij samen nog goed voor 46% in 1998, in Het eerste wat opvalt, is dat het aantal kaartjes dat in deze perio de is verkocht aan mensen boven de dertig varieert van 48% in 1998 tot 44% in 2000. Deze cijfers sluiten minder aan bij de heersende opvatting dat het vooral jongeren zijn die naar de bioscoop komen. Gelet op het gestegen aantal verkochte kaart jes (van 20,1 naar 21,6 miljoen in deze periode), is er sprake van een feitelijke afname van 144.000 bezoeken in de leeftijds groep van 30 jaar en ouder - slechts 0,7 procent dus van 21,6 miljoen. Opvallend is wel dat het aandeel van jongeren tot twintig jaar in de afgelopen drie jaar met 7% gestegen is, en daarmee een aan deel heeft bereikt van 3 5%. In een gemiddelde voorstelling voor het jaar 2000 is dit 38% gewor den. Opvallend is de stijging van het aandeel veertigers in 2000. Het zou wel eens kunnen zijn dat deze toename wordt ver klaard door het aantal ouders dat met hun kroost meegaat naar de film. Het is interessant om te zien welk deel van de verschillende leeftijdscategorieën in de afgelo pen drie jaar minstens één keer per jaar naar de bioscoop is geweest. Het is mogelijk om hier te spreken van het vaststellen van het bereik van het bioscoop bezoek binnen verschillende leeftijdsgroepen over de periode van een jaar. Verderop in dit artikel zal binnen deze groepen onderscheid gemaakt worden Door Edward Borsboom Een profiel Veel jongeren? Aandeel bioscoopbezoek -12jaar 13 - 19jaar 20-29jaar 30-39jaar 40-49jaar 50-79jaar Wie gaan er? 2 O

Historie Film- en Bioscoopbranche

Holland Film Nieuws | 2001 | | pagina 17