verzekeringmaatschappijen, die eene absoluut onredelijke schade
regeling wilden treffen en ten slotte getroffen hebben inzake den
ernstigen brand in het totaal verwoeste kantoorgebouw der
Emelka.
Het gebeurde was voor het Hoofdbestuur aanleiding maatrege
len te overwegen, waardoor het verzekerd bezit van de leden beter
beschermd zal kunnen worden.
Vermelding verdient nog dat de Bondsvoorzitter, de heer D.
Hamburger Jr., benoemd werd tot bestuurslid van het Ne
derlandsen Centraal Filmarchief.
Onderhandeld werd in het afgeloopen jaar met het Bestuur
van de Algem. Nederl. Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer,
waaruit het voorstel voortvloeide, om den Bond bij die Vereeniging
te doen aansluiten.
Een ingewikkelde kwestie inzake den verkoop van een belang
rijke film door één der grootste Amerikaansche producers aan een
der leden, waardoor een ander lid, dat op die film aan de hand
van zijn contract met bedoelden producer aanspraak meende te
kunnen maken, werd aan het oordeel van het Hoofdbestuur on
derworpen.
Vanwege den Bond werd voor de te Amsterdam vertoevende
bemanning van den Amerikaanschen kruiser „Detroit" een open-
lucht-filmvertooning in het Vondelpark georganiseerd.
De Bondsarbitrage.
De zittingen van de „Commissie van Geschillen" werden in 1928
weer alle geleid door den hoogst bekwamen onpartijdigen voor
zitter, den heer D. Hamburger te Amsterdam, die zich ook
meermalen beschikbaar stelde tot het uit den weg ruimen van kleine
zakelijke oneenigheden tusschen leden onderling, zoodat deze geen
beroep meer op den tijd van de leden der „Commissie van Ge
schillen" behoefden te doen.
De „Commissie van Geschillen" hield in het geheel 19 zittingen
(tegen 20 in 1927).
Begin 1928 had de Commissie nog uitspraak te doen in vijf
zaken, welker behandeling reeds in 1927 een aanvang had geno
men. Van deze 5 geschillen, waarvan vier door exploitanten tegen
filmverhuurders en één door een filmverhuurder tegen een exploi
tant waren aanhangig gemaakt, werden van het laatstbedoelde
geschil de vordering van eischeres gedeeltelijk toegewezen, terwijl
van de vier eerstbedoelde geschillen één maal de filmverhuurder en
3 maal de exploitant in het gelijk werd gesteld.
46