èn van den componist èn van den maker van de film. In de meeste
gevallen heeft de componist bij het verkrijgen van zijn opdracht tot
het componeeren van de muziek tevens zijn muziekauteursrecht aan
den maker van de film overgedragen. De toestemming voor de
vertooning van de film wordt in zulke gevallen geacht aan den
bioscoopexploitant, die de film ter vertooning heeft gehuurd, te zijn
verleend.
In het kort geding Buma/Tuschinski had de Buma gevorderd om
Tuschinski te verbieden door de vertooning van geluidsfilms mu
ziek uit te voeren, waarop componisten of andere rechthebbenden,
die bij de Buma zijn aangesloten, auteursrecht konden doen gelden.
Deze vordering is in het kort geding ontzegd, op grond dat het
niet zeker was, hoe de hiervoren vermelde processen ten slotte
zouden eindigen, en op grond dat het niet aanging om een verbod
uit te vaardigen van zoo verre strekking, waarvan de handhaving
aan de discretie van de Buma zou zijn overgelaten. Wel werd van
dit vonnis door de Buma bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage
geappelleerd, maar nadat in appèl beide partijen hun standpunt
schriftelijk hadden toegelicht, is daarvan door de Buma ten slotte
afgezien.
PRODUCTIE VAN NEDERLANDSCHE FILMS.
Werd in 1933, gelijk wij in het verslag over dat jaar lieten
uitkomen, hier te lande de grondslag gelegd voor een Nederland-
sche filmindustrie, in het afgeloopen jaar werd op dezen grondslag
verder gebouwd. Verschillende leden legden zich toe op de ver
vaardiging van Nederlandsche speelfilms, waarvan in het afgeloo
pen jaar niet minder dan 11 (groote geluidsfilms) gezamenlijk
metende 26.115 Meters, werden uitgebracht. Deze nieuwe industrie
bracht uiteraard vele beslommeringen met zich mede en verschafte
den Nederlandschen Bioscoop-Bond, die gelukkig niet over werk
loosheid heeft te klagen, veel werk.
Aanvankelijk bestond het werk van het Hoofdbestuur hierin,
dat het moest intervenieeren in tusschen producenten en de leiding
van de Amsterdamsche filmstudio gerezen kwesties, die meeren
deels uit onervarenheid waren ontstaan. Ook de arbitragecommis
sies van den Bond hadden in de bijlegging van daardoor ontstane
geschillen een werkzaam aandeel.
Een tweede probleem, waarvoor het Hoofdbestuur zich door de
opkomst van de Nederlandsche filmindustrie gesteld zag, vond
19