van verhuur- en theaterondernemingen hadden aan de meest felle
persoonlijke aanvallen van hen blootgestaan. Het lag voor de hand,
dat, zoolang deze actie stond onder leiding van hen, die geen
gelegenheid lieten voorbijgaan om ons en onze vertrouwensmannen
op de meest merkwaardige wijze te hoonen en te beleedigen, geen
theaters beschikbaar konden worden gesteld voor het houden van
vergaderingen of filmvoorstellingen ten gunste van deze gezinsfilm-
actie. Dit verbod werd door deze heeren uitgelegd als een de katho
lieke filmactie in het algemeen vijandige daad. Zij ontketenden een
rel, doch op zulk een grove wijze, dat het ons niet moeilijk viel,
door het voeren van een fatsoenlijke tegenactie, de sympathieën
der zuidelijke bevolking aan onzen kant te krijgen. Wij kregen hier
door de gelegenheid openlijk van onze inzichten en bedoelingen
te doen blijken en hiervan getuigenis af te leggen tegenover vele
katholieke leidende figuren, waartoe wij wellicht anders niet in staat
zouden geweest zijn. Het gevolg hiervan was, dat wij allerwege een
beter begrijpen en een vollediger erkenning van de juistheid van
ons standpunt en ons optreden konden constateeren.
Een tweede oorzaak van verhooging van het aanzien onzer zui
delijke organisatie is gelegen in de wijze, waarop in ons rayon de
herdenking van het 40-jarig bestaan der Cinematographie werd ge
vierd. In tegenwoordigheid van de heeren D. Hamburger, H.
Ehrlich en A. de Hoop als gedelegeerden van het Bondsbestuur,
Joh. Miedema als voorzitter van den Afdeelingsraad, D, van Sta
veren en mr. Bij dendij k als voorzitter en secretaris der Rijksfilm-
keuring, de heeren Mr. L. B. J. van Oppen en G. H. A.
Habets, als vertegenwoordigers der Vereeniging van Noord
Brabantsche en Limburgsche gemeenten inzake gemeenschap
pelijke filmkeuring, den heer Van Oppen bovendien als vertegen
woordiger der Katholieke Filmcentrale, en den heer P. P. J. A. v. d.
Putt, wethouder van Onderwijs te Eindhoven, werd op 12 December
een plechtige herdenkingsvergadering gehouden, waarin door den
heer M. Vermin een rede gehouden werd over het onderwerp „het
bioscoopbedrijf en zijn organisatie" en door Prof. Luns over „de
beteekenis en verheven taak der Cinematographie". Op denzelfden
dag werd door den heer P. P. A. v. d. Putt, wethouder van
Onderwijs te Eindhoven, in tegenwoordigheid van dezelfde
heeren, een tentoonstelling geopend van ingekomen ontwer
pen op de uitgeschreven prijsvraag tot het vervaardigen van her
denkingsaffiches bij het 40-jarig bestaan der Cinematographie. De
dag werd besloten met een eenvoudigen feestmaaltijd, waaraan door
alle b.g. autoriteiten werd deelgenomen.
130