en bioscoopbedrijf, alsmede door vertegenwoordigers der pers is
deelgenomen.
Dinsdag 15 October, waarop de indrukwekkende samenkomst
werd gehouden in de Gehoorzaal van het Koloniaal Instituut te
Amsterdam, zouden wij den hoogtijdag der herdenkingsweek wil
len noemen.
De groote zaal was geheel gevuld met genoodigden, waaronder
zich een groot aantal autoriteiten bevond.
Op het oogenblik, dat de heer Lumière de zaal binnentrad, ver
hieven de aanwezigen zich van hun zetels en speelde het orkest
onder leiding van den heer Max Tak de Marseillaise en het Wil
helmus.
Vervolgens beklom de heer D. Hamburger, Voorzitter van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond, het spreekgestoelte om de aan
wezigen en in het bijzonder den Franschen Gezant en de Fransche
gasten een welkom toe te roepen.
De Bondsvoorzitter hield daarna een rede over de economische
aspecten van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf.
Als tweede spreker trad op Prof. H. Rosse uit Delft, die een
referaat hield over de aesthetische beteekenis van de film, waarna
Mr. A. Tepe, Voorzitter van de Katholieke Filmcentrale te Leiden,
gelegenheid had in een uitvoering betoog de cultureele beteekenis
van de film uiteen te zetten.
Tijdens de pauze werd de lunch geserveerd aan lange tafels,
welke in de hal stonden opgesteld.
Het tweede gedeelte van de bijeenkomst werd geopend met een
verdienstelijke causerie van den heer D. van Staveren, Voorzitter
van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring te Den Haag,
welke geheel was gewijd aan Louis Lumière en de historische ont
wikkeling van zijn uitvinding.
Een gedenkwaardig oogenblik was het toen de Bondspresident
zich daarna tot den heer Lumière persoonlijk richtte en hem in een
van waarachtige erkenning voor diens groote verdiensten getui
gende toespraak onder algemeenen bijval het eerelidmaatschap
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond aanbood, waartoe door de
buitengewone ledenvergadering van 30 September 1935 een besluit
genomen was.
12