door het overgroote gedeelte der leden voor het werk van de af-
deeling aan den dag gelegd, 1936 bracht hierin geen verbetering,
in tegendeel blijft het aantal bezoekers der ledenvergadering tot een
minimum beperkt.
Het Bestuur der Afdeeling overweegt dan ook sterk of het niet
beter zou zijn, de afdeeling onder te brengen bij andere afdeelingen,
hoewel dat natuurlijk ook zijn bezwaren met zich brengt; immers
de exploitatie van plattenlands-bioscopen en die in de kleinere
steden, is wel geheel verschillend met die in de groote steden.
Een zekere mate van ontmoediging is dan ook bij het Afdeelings-
bestuur te constateeren, omdat alles, wat geprobeerd wordt om de
belangstelling voor zijn werk te verhoogen, telkens op niets uit
loopt.
Deze geringe belangstelling kan toch geen gevolg zijn van te
veel vergaderen, immers in 1936 -werden slechts 3 Leden- en 4
Bestuursvergaderingen belegd.
Het huidige Bestuur bestaat uit de volgende heeren: Voorzitter:
Jos. van Bommel, Delft; Vice-Voorzitter: A. J. Ch. Silvius. Dor
drecht; Penningmeester: G. J. de Jong, Gorinchem; Secretarisr
W. den Hertog, Alphen a. d. Rijn; Bestuurslid: C. J. van Liere,
Goes.
Onze afgevaardigden bij den Afdeelingsraad hadden een werk
zaam aandeel aan de vele en dikwijls zeer belangrijke vergaderin
gen van den Afdeelingsraad; hoewel ook zij niet met veel voldoe
ning op het vele gedane en zeer tijdroovende werk van dit college
zullen terugzien.
Zeer dikwijls liep dit werk immers op teleurstelling uit.
Resumeerende kom ik tot de slotsom, dat 1936 zoowel financieel
en zakelijk als organisatorisch zoo spoedig mogelijk aan de ver
getelheid dient te worden prijsgegeven.
Moge 1937 de zoo verhoopte opleving, die zich in enkele groote
steden, zij het dan nog zeer schroomvallig, vertoont, ook in de
Afdeeling Het Westen eindelijk weer haar intrede doen.
W. DEN HERTOG.
Maart 1937. Secretaris.
158