rende dien tijd niet hun zakelijk recht van mede-eigendom op dit onroerend goed geldend te maken, daar er anders van eenige exploi tatie van dit goed geen sprake zal kunnen zijn; dat dit echter niet neerkomt op eenigen afstand van het zakelijk recht van mede-eigendom ten behoeve van den anderen deelgenoot, behoudende toch ieder van hen het recht om inbreuken op hun zakelijk recht, door derden gepleegd, te weren; dat Addinsell aan de Buma in het hier aanwezige geval niet meer recht heeft kunnen overdragen dan hij zelf bezit, en de vordering van laatsgenoemde mitsdien op de hierboven uiteengezette gronden behoort te worden afgewezen; Overwegende tenslotte, dat het rapport der deskundigen, behalve het hierboven reeds besproken gevoelen der meerderheid, ook een conclusie bevat, waartoe de minderheid hunner gekomen is. doch de Rechtbank deze laatste conclusie moet voorbijgaan, daar de aldaar aan het woord zijnde deskundige uitsluitend rechtsbeschouwingen geeft, terwijl de Rechtbank slechts feitelijke gegevens (omtrent het spraakgebruik in Engeland met betrekking tot een bepaalde uitdrukking) aan de deskundigen heeft verzocht; RECHT DOENDE IN NAAM DER KONINGIN! Wijst de vordering af; Veroordeelt eischeres in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde der wederpartij begroot op 38.15 (acht en dertig Gulden en vijftien cent) aan verschotten en 450.(vier honderd vijftig Gulden) aan salaris. Aldus gewezen door den heer Mr. H. P. J. M. Loeff, Rechter en plaatsvervangend lid der Enkelvoudige Kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van Donderdag, den twee en twintigsten Juni 1900 negen en dertig, in tegenwoordigheid van den waarne mend-Griffier Jhr. Mr. Bosch van Oud Amelisweerd. (geteekend) H. P. J. M. LOEFF. BOSCH VAN OUD AMELISWEERD. Voor Grosse, uitgegeven aan Mr. L. W. F. Nix, Procureur van gedaagde. De Griffier der Rechtbank voornoemd, w.g. E. M. C. B. FRANQUINET. 117

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1939 | | pagina 116