voorschriften van het Minimum Prijzen Reglement, helaas dient
vermeld te worden, dat zulks in 1939 wederom eenige malen het
geval was. Het Bestuur zag zich tot zijn spijt genoodzaakt met
grootere gestrengheid tegen plaats gevonden hebbende overtredin
gen op te treden. In één geval werd niet meer volstaan met het
geven van een waarschuwing, doch werd krachtens art. 6 sub b
van het Afdeelingsreglement een geldboete opgelegd. Het Bestuur
spreekt de hoop uit, dat meer dan voorheen met de onderhavige
voorschriften rekening zal worden gehouden.
In de ledenvergadering d.d. 19 Juli 1939 werd besloten tot het
instellen van een accountantscontrole in verband met het bepaal
de in art. 16 van het Minimum-Prijzen-Reglement en art. 10 van
het Prijsbeschermingreglement. Als zoodanig werd met de controle
belast het accountantskantoor B. G. Tal. alhier.
De verhouding tusschen Hoofdbestuur, andere Bondsinstanties
en autoriteiten was ook in 1939 alleszins gunstig te noemen.
Gememoreerd wordt de deelneming aan de Kerstactie Vereeni-
ging voor Vreemdelingenverkeer, welke, voor zoover is kunnen
worden nagegaan, aan de verwachtingen heeft beantwoord.
Voor de aangelegenheid der muziekauteursrechten voor ge
luidsfilms verwijs ik naar het artikel, verschenen in het Officieel
Orgaan Nr. 106, d.d. 16 Februari 1940.
Gedurende het verschenen jaar beleefden de navolgende Neder-
landsche filmwerken hunne premières in Den Haag, t.w.: .Boefje"
en „De Spooktrein".
In verband met den mobilisatietoestand kwam een regeling voor
militairen tot stand, op het volgende neerkomende: De leden werden
vrij gelaten, gratis ochtendvoorstellingen op werkdagen, uitsluitend
bestemd voor militairen, te organiseeren, terwijl wat de gewone
voorstellingen betreft, met uitzondering van de laatste voorstellin
gen op Zaterdag en Zondag, aan militairen beneden den rang van
onderofficier reductie mocht worden verleend tot een maximum
van 50% op den toegangsprijs, op den rang volgende op dien,
waarvoor de minimumprijs is vastgesteld.
171