Hoofdbestuur slechts op giond van de aan zijn College bekende gegevens een dringend verzoek tot Burgemeester en Wethouders had gericht om verlaging van belasting en had medegedeeld, dat de plaatselijke bioscoopondernemingen, ingeval dit verzoek niet zou kunnen worden ingewilligd, besloten hadden het te zwaar belaste object niet langer te zullen exploiteren, welk be sluit het Hoofdbestuur verantwoord achtte en van hetwelk het Bur gemeester en Wethouders tijdig in kennis had gesteld. Het Hoofd bestuur heeft tevens te kennen gegeven, dat de mededeling van Burgemeester en Wethouders, dat binnen een tijdsbestek van enkele weken een herziening der belastingverordening niet tot stand zou kunnen komen, voor zijn College aanleiding was geweest aan de plaatselijke exploitanten te verzoeken de sluitingsdatum vier weken uit te stellen en vooralsnog te bepalen op 29 Juli, aan welk verzoek zij hadden voldaan. Wel heeft het Hoofdbestuur er daarbij op moeten wijzen, dat in tal van gemeenten de verho gingen tot 35 zeer snel tot stand waren gekomen en dat ook in Gouda de verlaging van belasting voor het vermaak van meer sensationeel karakter, toen bleek, dat de exploitanten van dit vermaak weigerden met het geven van voorstellingen voort te gaan. niet zoveel tijd had gevorderd. Hieraan heeft het Hoofd bestuur toegevoegd, dat in het bijzonder de differentiatie een ongehoord privilege van belasting schiep ten koste van het bio scoopbedrijf; dat deze differentiatie altijd al voor het film- en bioscoopbedrijf onacceptabel was, maar dat zij de maat deed over lopen, toen de betrokken exploitanten een achteruitgang in recettes boekten, welke funest was voor hun ondernemingen en voor de betekenis van de film en welke ver onder het landelijk gemiddelde lag. Voor het overige heeft het Hoofdbestuur zich gerefereerd aan zijn brief van 14 Juni. Op 8 Juli antwoordden Burgemeester en Wethouders hierop, dat zij van mening bleven, dat de onderhavige kwestie niet slechts een plaatselijk karakter droeg, dat zij de zaak aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hadden doorgegeven en dat zij hun standpunt aan de gemeenteraad zouden kenbaar maken. Deze brief werd gevolgd door een brief van 26 Juli, waarin werd medege deeld, dat in verband met besprekingen met vertegenwoordigers van onderscheidene overheidsinstanties aan het eind der volgende maand, Burgemeester en Wethouders hun standpunt eerst daarna zouden kunnen vaststellen. Aangezien een oplossing van het gerezen geschil niet mogelijk bleek, 'hebben de exploitanten ten slotte op 29 Juli hun zaken gesloten. Dit betekende tevens, dat het plaatselijk schouwburg- bedrijf, behoudens enkele uitzonderingen, ook geen toneel- en revuevertoningen meer gaf. Uiteraard heeft deze gebeurtenis sterk de aandacht getrokken van pers en publiek, waarbij het is opgevallen, dat de publieke mening in Gouda zich in het algemeen 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 10