Sociale aangelegenheden
De samenstelling van de Sociale Commissie
onderging in 1959 geen veranderingen en er
hadden daarin evenals in 1958 zitting: namens
de Nederlandsche Bioscoop-Bond de heren
W. K. G. van Royen, Voorzitter, W. F. Dub-
beldeman, C. van Liere en E. J. Weier; namens
de Katholieke Bond Sint Anthonius (K.A.B.)
de heren: J. J. v. d. Veer en J. H. Lefeber,
benevens als plaatsvervangende leden de heren
W. J. L. v. d. Bol en H. A. Fluyter; namens de
Algemene Bond „Mercurius" (N.V.V.) de he
ren J. C. Vleggeert en M. P. J. v. d. Hilst en
als plaatsvervangende leden de heren R. O.
Biel en F. A. A. Rosenveldt. Als Secretaris
fungeerde wederom de heer H. W. Hagenberg
en als plaatsvervangende Secretaris de heer
L. Claassen.
Gedurende de eerste helft van het verslagjaar
vond een tweetal vergaderingen plaats, waarin
onder andere de reeds in ons vorige verslag
genoemde voorstellen van de kant van de
werknemersorganisaties tot verbetering respec
tievelijk wijziging van een aantal secundaire
arbeidsvoorwaarden zijn behandeld. Het betrof
hier voornamelijk de regelingen op het gebied
van kort verzuim, overwerk, vakantie en van
de opzeggingstermijnen.
Nadat over een aantal wijzigingen van onder
geschikt belang tussen werkgevers en werk
nemers overeenstemming was bereikt,zijn deze
aan het College van Rijksbemiddelaars ter
goedkeuring voorgelegd met het verzoek de
gehele Loonregeling opnieuw vast te stellen.
In de loop van de jaren waren namelijk bij
herhaling wijzigingen en aanvullingen tot
stand gekomen, waardoor het geheel nogal
onoverzichtelijk was geworden. Per 1 October
1959 trad de overeenkomstig de voorstellen
aangevulde Loonregeling in werking en enige
tijd later werd aan de leden-exploitanten de
geheel opnieuw vastgestelde tekst toegezonden.
Gedurende het verslagjaar vond voorts een
bespreking plaats inzake de praktische erva
ringen, welke tot dusverre waren opgedaan
bij de hantering van het Werktijdenbesluit
voor Bioscopen. Afgezien van enige kleinig
heden voor wat betreft de indeling van de
werktijden, werd het door de werkgevers als
een ernstige bedreiging gevoeld, dat binnen
afzienbare tijd 13 vrije Zondagen per jaar
gegeven zouden moeten worden. Zij stelden
zich op het standpunt, dat hier sprake is van
een onoplosbaar probleem, omdat het econo
misch en praktisch gezien niet mogelijk is
voor de Zondagen ander personeel aan te
trekken, terwijl juist op de Zondag al het
personeel nodig is. Overeengekomen werd
zich over dit punt nog nader te beraden, ten
einde zo tijdig mogelijk voor 1 juni 1961
zijnde de expiratiedatum voor de overgangs
bepaling waarbij de vrije Zondagen door een
extra vrije avond vervangen mogen worden
voorstellen te kunnen indienen ter waarbor
ging van een voor het bedrijf aanvaardbare
regeling.
Overigens zij hier nog gememoreerd, dat ter
uitvoering van de bepalingen van het werk
tijdenbesluit, door het Bondsbureau na uit
voerig overleg met de Arbeidsinspectie een
uniform dienstrooster is ontworpen teneinde
de administratieve beslommeringen van het
Werktijdenbesluit zoveel mogelijk te beper
ken. Dit rooster is in Maart van het verslag
jaar aan alle leden exploitanten verstrekt en
het gebruik daarvan heeft, ondanks het feit
dat het hier een tamelijk gecompliceerde
materie betreft, geen bijzondere problemen
opgeleverd.
Tegen het einde van het verslagjaar werd door
de werknemersorganisaties, waarmede in de
19