42
(A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V, V.A.R.A. en
V.P.R.O.) anderzijds. Krachtens deze rege
ling, die in haar definitieve vorm dateert van
28 Augustus 1956 en hehoudens tussentijdse
opzegging steeds stilzwijgend van jaar tot jaar
wordt verlengd, is onder andere voorzien in de
mogelijkheid van het betrekken door de tele
visie van films van de leden-filmverhuurders
van de Bond op basis van een maximale uit
zending van één hoofdfilm per week. Deze uit
zendingen zijn beperkt tot een bepaalde dag
van de week, in de practijk Dinsdag, met dien
verstande, dat alleen films zullen worden
geleverd, waarvan de eerste vertoning in de
Nederlandse bioscopen 40 maanden of langer
geleden heeft plaats gevonden. Een gemengde
commissie, waarin de Bond en de N.T.S. in
gelijken getale zijn vertegenwoordigd, beslist
bij kwesties, die zich in bepaalde gevallen
kunnen voordoen ten aanzien van de levering
en het betrekken van films.
Gezien de onbevredigende situaties, die in het
buitenland op dit gebied soms bestaan, achtte
het Hoofdbestuur de ervaringen met de onder
havige regeling opgedaan van zodanige aard,
dat het de voorkeur gaf aan continuering der
overeenkomst. Daar ook het Bestuur van de
N.T.S. niet tot opzegging had besloten, werd
het accoord voor 1959 dus geprolongeerd.
Bijzondere moeilijkheden hebben zich in het
verslagjaar niet voorgedaan met betrekking
tot deze regeling. In enige gevallen werd de
bemiddeling van de gemengde commissie inge
roepen. De Bond was in deze commissie ver
tegenwoordigd door de heren C. J. Blad, C. S.
Roem en R. Uges; de Bondsdirecteur, de heer
J. G. J. Bosman, fungeerde als plaatsvervan
ger. Voor de N.T.S. hadden zitting de heren
Prof. Dr. J. B. Kors O.P., J. W. Rengelink en
Mr. A. H. van de Veen. De heren Kors en
Uges wisselden elkaar als voorzitter af. Door
dat Prof. Kors later in het jaar onder meer
zijn functie van voorzitter der Nederlandse
Televisie Stichting neerlegde, ontstond er een
vacature in de gemengde commissie, waarin
aan het einde van het verslagjaar nog niet was
voorzien.
Enige malen voerde het Hoofdbestuur bespre
kingen met de N.T.S., waarbij van onze kant
werd aangedrongen op een dusdanige gedrags
lijn van de N.T.S. ten aanzien van de pro
grammering in het algemeen en de aanvangs-
uren der uitzendingen in het bijzonder, dat
het film- en bioscoopbedrijf hierdoor niet
nodeloos zou worden benadeeld. Dit overleg
wierp in het algemeen bevredigende resul
taten af.
Uit mededelingen van Regeringswege bleek,
dat de Regering zich in principe had uit
gesproken voor het toelaten van reclame in
de televisie en dat in de loop van 1960
een beslissing is te verwachten met betrekking
tot de vraag, aan wie de concessie zal worden
verleend voor het verzorgen van commerciële
televisie-uitzendingen. Met het oog op deze
ontwikkeling heeft het Hoofdbestuur zich
ernstig beraden over het te dezer zake te
voeren beleid. Onder meer werd de aandacht
van de Overheid gevraagd voor de nieuwe
problemen, welke ongetwijfeld voor het film
en bioscoopbedrijf zullen worden geschapen
tengevolge van de bedoelde ontwikkeling.
Voorts wisselde het Hoofdbestuur omtrent de
mogelijke consequenties van de commerciële
televisie van gedachten met het Bestuur van
de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Film
producenten en het Bestuur van de Neder-
landsche Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten.
In 1954 had de Minister van Algemene
Zaken ingesteld de Televisiecommissie, zijnde
een subcommissie van de Voorlichtingsraad.
In deze Televisiecommissie, die zich speciaal
bezighoudt met de vraagstukken betreffende
het gebruik van het voorlichtingsmedium
televisie door de Rijksoverheid, werd de Bond
in het verslagjaar wederom vertegenwoordigd
door de Bondsdirecteur.
Lidmaatschappen
In het ledentotaal kwam geen verandering,
aangezien tegenover een aanwas van 22 nieuwe
leden een beëindiging van 22 andere lidmaat
schappen stond wegens verlies der vereisten
voor het lidmaatschap of overlijden. Op 1
Januari 1960 had de Bond 405 leden, die
tezamen 656 zaken exploiteerden.
Op pagina 28 van dit verslag is het jaarlijkse
overzicht opgenomen van de aantallen zaken
op genoemde datum, onderverdeeld volgens
de uitgeoefende bedrijven.
Diploma's
Er werden in totaal 2372 diploma's verstrekt,
onderverdeeld in 778 Bondsdiploma's, 249
filmbeurskaarten, 59 donateursbewijzen en