Buitenlandse Betrekkingen
52
Het contact van de bedrijfsorganisaties der
onderscheiden landen via de speciaal daartoe
in het leven geroepen organisaties als de In
ternationale Unie van Bioscoopexploitanten
(Union Internationale de 1'Exploitation Ciné-
matographique) en de Internationale Fede
ratie van Verenigingen van Filmproducenten
(Fédération Internationale des Associations
de Producteurs de Films), hij welke instel
lingen de Nederlandsche Bioscoop-Bond is
aangesloten, is dit jaar verstevigd en uitge
breid door de instelling van een gemeen
schappelijk orgaan voor de onderscheiden tak
ken van het filmbedrijf waar eveneens de
Internationale Federatie van Verenigingen van
Filmverhuurders (Fédération Internationale
des Associations de Distributeurs de Films)
en de Internationale Bond van Filmtechnische
Industrieën (Confédération Internationale des
Industries Techniques du Cinéma) in verte
genwoordigd zijn. De totstandkoming van
deze nieuwe instelling, het Bureau Interna
tional du Cinéma, is het gevolg van een voort
durend contact en nauwer overleg en samen
werking tussen de betrokken bedrijfsorgani
saties. Dit contact en overleg stonden in het
verslagjaar vooral in het teken van de nieuwe
ontwikkeling, welke zich sedert 1 Januari
1958 voordoet door het stichten van de Euro
pese Economische Gemeenschap, hoewel de
doelstellingen en tal van leden dezer organi
saties uit hoofde van hun nationaliteit met
de belangensfeer in het kader van de E.E.G.
niet rechtstreeks van doen hebben.
Op de jaarlijkse algemene ledenvergadering
van de Internationale Unie van Bioscoop
exploitanten (U.I.E.C), welke op 7 en 8 Mei
van het verslagjaar te Cannes werd gehouden,
was de Bond vertegenwoordigd door de Voor
zitter, de heer Joh. Miedema, en de Bonds
directeur, de heer J. G. J. Bosman. Behalve
met de jaarstukken, welke met algemene
stemmen werden aanvaard, hield deze ver
gadering zich in hoofdzaak bezig met het
vraagstuk van de verhouding tussen film en
televisie en begroette met instemming de
maatregelen door de bedrijfsorganisaties in
onderscheiden landen genomen ter regeling
van de levering van films aan de televisie. De
vergadering beklemtoonde, dat dergelijke
maatregelen zeker niet ten doel mochten heb
ben een coëxistentie onmogelijk te maken, die
in de toekomst ook voor het bioscoopbedrijf
vruchtbaar zou kunnen zijn.
De Internationale Federatie van Verenigingen
van Filmproducenten hield haar jaarlijkse
algemene ledenvergadering op 8 en 9 Sep
tember te Wenen, waarop de Nederlandsche
Bioscoop-Bond vertegenwoordigd was door de
heer C. S. Roem, Voorzitter van de Bedrijfs
afdeling Filmfabrikanten en Filmproducen
ten. Na de behandeling van de jaarstukken
hield deze vergadering zich langdurig bezig
met het door de heer Charles Delac, Ere-
voorzitter van de F.I.A.P.F., uitgebrachte ver
slag over het op verzoek van het Bureau van
de Berner Conventie door Prof. Lyon-Caen
uitgebrachte rapport inzake een eventueel
juridisch statuut van de film. Dit rapport zou
een basis moeten geven aan het beraad dat
in Augustus 1958 te Genève over dit onder
werp plaats gevonden heeft tussen de Perma
nente Commissie van de Berner Conventie en
de Intergouvernementele Auteursrechtcom-
missie (Comité Intergouvernemental du Droit
d'Auteur), welk beraad resulteerde in het
besluit de mogelijkheden van het creëren van
een juridisch statuut voor de film in studie te
nemen. In verband met de voorbereiding van
een nieuwe zitting had het Bureau van de
Berner Conventie onderscheiden internatio
nale organisaties, waaronder de F.I.A.P.F.,
gevraagd haar opvattingen naar voren te bren
gen met betrekking tot hetgeen in het bedoeld
rapport wordt gesteld. De vergadering besloot
met algemene stemmen het verslag van de