67
Ook de uitbreiding van het aantal bioscopen werd met
belangstelling gevolgd. Hoewel het begrijpelijk was
dat de verruiming van het bouwvolume de afgifte
van rijksgoedkeuringen voor nieuwbouw versnelde en
dat als direct gevolg daarvan enige projecten tot uit
voering konden komen, die reeds enige jaren gereed
lagen, achtten sommige leden het een merkwaardig
verschijnsel, dat de depressie in het bedrijf gepaard
ging met uitbreiding van het aantal zaken en uitte men
zijn bezorgdheid over de daarvan in sommige situaties
te verwachten gevolgen.
Voorts vormde de invoering der bioscoop-geschenk-
bonnen, in navolging van boeken- en andere cadeau
bonnen, een onderwerp van overleg. Hoewel sommige
afdelingen sceptisch stonden tegenover de van dit
denkbeeld te verwachten resultaten, nam onze Raad
in meerderheid met instemming kennis van dit ini
tiatief.
Behalve de vorengenoemde punten, kwamen in de
vier vergaderingen welke in de loop van het verslag
jaar werden gehouden, verschillende onderwerpen aan
de orde, zoals de gebruikelijke adviezen aan het Hoofd
bestuur terzake van de samenstelling der verschillende
Bondscolleges en -commissies, de door het Hoofdbe
stuur bij de Ledenraad ingediende voorstellen tot
reglementswijzigingen en -verlengingen, evenals het
reeds genoemde voorstel tot afkondiging van het
nieuwe reglement op de geschenkbonnen. De door de
Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Ex
ploitanten genomen besluiten ten opzichte van pro
jectieplaten met bewegend beeld, resp. van afwijkend
formaat, konden bij onze Raad geen instemming vin
den, niet omdat men de strekking dezer besluiten
in meerderheid onjuist achtte, doch eerder omdat men
van oordeel was, dat de leden-exploitanten hierin bij
voorbaat gekend hadden dienen te worden. De basis van
samenwerking tussen het film. en bioscoopbedrijf ener
zijds en de Nederlandse Televisie Stichting anderzijds
kwam eveneens in discussie, waarbij onze Raad een
voortzetting dezer samenwerking op prijs bleek te
stellen zonder dat men zich meende te moeten ver
diepen in de huurcondities welke voor filmleveran-
ties aan de televisie behoorden te gelden. Tenslotte
werd nog aandacht besteed aan de werkwijze van de
recette-controledienst, aan de vraag of er belangstel
ling bestond voor een eventueel in 1961 te organiseren
tentoonstelling op het terrein van film en bioscoop,
aan de werkwijze van het Filmproductiefonds en aan
de zich met vaste regelmaat herhalende gevallen van
onrechtmatige vertoning van films door buiten het
bedrijf staande instellingen. In de gevallen, die daar
toe aanleiding gaven, werd het Hoofdbestuur op de
hoogte gebracht van de bij onze Raad bestaande op
vattingen.
Het Dagelijks Bestuur van onze Raad bleef, doordat
de aftredende leden werden herkozen, in zijn samen
stelling ongewijzigd:
C. van Willigen - Voorzitter
M. J. W. Peters - Vice-Voorzitter
W. F. Dubbeldeman - Secretaris
J. van Bentum - Penningmeester
L. van Dommelen - Lid.
Bijzonder smartelijk werd onze Raad getroffen door
het overlijden van de heer Mr. H. Wilton, die sedert
enige jaren deel uitmaakte van de afvaardiging der
afdeling 's-Gravenhage in ons college; zijn heengaan
op jeugdige leeftijd maakte een diepe indruk op allen,
die hem in onze kring hadden leren kennen als een
sympathieke figuur met grote belangstelling voor de
specifieke problemen der leden-exploitanten.
Bij verschillende gelegenheden, zoals jubilea en ope
ningen of heropeningen van theaters van leden van
onze Raad, liet het bestuur steeds van zijn belang
stelling blijken.
Of de lichte verbetering in het bioscoopbezoek, welke
zich in de eerste weken van het nieuwbegonnen jaar
hier en daar heeft afgetekend, een belofte inhoudt
voor een gunstiger ontwikkeling dan die welke tijdens
het verslagjaar moest worden geconstateerd, blijft
voorshands een open vraag. Wij menen ons te dezen
aanzien van iedere prognose te moeten onthouden en
bepalen ons tot het uitspreken van de wens, dat het
ter beschikking van de leden-exploitanten komende
filmmateriaal wat kwaliteit en condities betreft een
goede basis zal vormen voor een verantwoorde exploi
tatie, en dat ook de overige omstandigheden welke
beslissend zijn voor de gang van zaken in ons voor
allerlei invloeden van buitenaf zo uiterst gevoelige
bedrijf, gunstig zullen afsteken tegen die van het
achter ons liggende jaar.
W. F. DUBBELDEMAN,
Secretaris.
Amsterdam, Februari 1960