8
lege adviezen ter zake van de te volgen
gedragslijn. Het Bondsbureau ontwierp adres
sen, die door de exploitanten bij de gemeente
besturen van de plaats van vestiging werden
ingediend. In het volgende wordt een beknopt
overzicht gegeven van de onderwerpelijke
activiteiten.
De besprekingen die in 1958 in Tilburg waren
gevoerd door de Bondsdirecteur en de exploi
tanten ter plaatse met de Wethouder van
Financiën, hadden een succesvol resultaat.
Dit blijkt uit het feit, dat een voorstel van
het College van Burgemeester en Wethouders
tot verlaging der vermakelijkheidsbelasting
van 35 °/o naar 25 onder handhaving van
het tarief van 20 voor films gekeurd vol
gens artikel 1, lid 2, 2e der Bioscoopwet door
de Raad van de gemeente Tilburg werd aan
vaard. Het nieuwe tarief trad na goedkeuring
van het Raadsbesluit door de Kroon in wer
king op 1 Juni.
Nu ook de gemeente Tilburg voor de argu
menten van de betrokken bedrijfsgenoten was
gezwicht, was Enschede de enige gemeente in
ons land met meer dan 100.000 inwoners, die
vasthield aan een hoog tarief, namelijk 331/3°/o
met een heffing van 20% voor artikel 1-films.
De zich over vele jaren uitstrekkende onder
handelingen met het gemeentebestuur waren
steeds weer op niets uitgelopen. Tot tweemaal
toe had de Raad, te weten op 21 December
1954 en op 2 April 1957, een voorstel tot
belastingherziening van het College van Bur
gemeester en Wethouders verworpen. Het valt
te begrijpen, dat dit College na deze ervarin
gen niet enthousiast was om een nieuwe
poging te ondernemen. De enige uitweg uit
deze impasse kon naar de mening van het
Hoofdbestuur hierin bestaan, dat de Raads
fracties zouden worden benaderd teneinde
langs die weg een beter klimaat te scheppen
voor een herziening. In Januari 1959 vonden
er langdurige besprekingen plaats met de ver
schillende Raadsfracties, waaraan van onze
kant werd deelgenomen door de Bondsvoor
zitter en de Bondsdirecteur, alsmede door de
plaatselijke exploitanten. Deze besprekingen
hadden een niet onbevredigend verloop en
leidden tot de indiening door de exploitanten
van een verzoek bij de Raad om een einde te
maken aan de ongelijkheid op het gebied der
vermakelijkheidsbelasting door het tarief te
brengen op het niveau, dat voor het meeste
overige vermaak in Enschede geldt. De Ge
meenteraad besloot in zijn vergadering van
6 Juli 1959 dit verzoek voor prae-advies in
handen te stellen van Burgemeester en Wet
houders en het te behandelen bij de gemeente
begroting voor 1960, hetgeen inhield, dat de
eventuele invoering van een lager tarief prac-
tisch met een jaar werd vertraagd. Bij de nota
van aanbieding der gemeentebegroting voor
1960 onthield het College van Burgemeester
en Wethouders zich met het oog op de in
1954 en 1957 geleden échecs van een advies
in een bepaalde richting ten aanzien van het
verzoek der exploitanten. In aansluiting hier
aan wendden de exploitanten zich op aan
raden van het Hoofdbestuur nogmaals schrif
telijk tot de bewuste Raadsfracties ter nadere
ondersteuning van hun verzoek. Dit verzoek
kwam in het verslagjaar echter niet meer in
behandeling.
In het begin van het verslagjaar had een
bespreking plaats tussen de Burgemeester en
de Wethouder van Financiën van Zaandam
aan de ene kant en de Bondsdirecteur en de
plaatselijke exploitant aan de andere kant
met betrekking tot de heffing van vermake
lijkheidsbelasting aldaar. Van de onzerzijds
aangevoerde motieven voor een herziening
van het zeer hoge tarief (35°/o met een hef
fing van 25% voor artikel 1-films) bleek het
Gemeentebestuur de redelijkheid in te zien.
De Raad aanvaardde een voorstel van Bur
gemeester en Wethouders om de belasting te
verlagen tot 25 Het tarief voor artikel
1-films werd gebracht op 15 Voor Neder
landse films werd een speciaal laag tarief
vastgesteld van 10 waarmede het Zaanse
Gemeentebestuur het zijne heeft bijgedragen
voor de bevordering van de Nederlandse film
productie. De nieuwe belastingverordening
werd op 26 October van kracht.
Van de hier besproken groep van gemeenten
hebben met name Alkmaar en Delft de
speciale aandacht van het Hoofdbestuur
Na ampele discussie heeft de Raad van Enschede op
12 Januari 1960 het enigszins teleurstellende besluit
genomen om de vermakelijkheidsbelasting op bioscoop
voorstellingen terug te brengen van 331/3 naar 25
(dus niet naar 20% zoals was verzocht). Bovendien
heeft de Raad het uitzonderingstarief van 20 voor
films gekeurd volgens artikel 1, lid 2, 2e der Bioscoop
wet opgeheven, waardoor aan het effect der herziening
belangrijk afbreuk werd gedaan.