10
komen. Het is de stellige overtuiging van het Hoofdbestuur, dat de regering met
deze kennis voor ogen eerlang de weg zal weten te vinden die zal kunnen leiden
tot een gezonde ontplooiing van het Nederlandse film- en bioscoopwezen in al
zijn facetten.
Naast de werkzaamheid, verband houdende met de algemene aanpak van het
lastenvraagstuk, hebben de organisatorische activiteiten op het stuk van de lasten
zich ook in 1964 wederom uitgestrekt tot de gemeenten. De grote actie waaraan
het Hoofdbestuur in 1962 de stoot heeft gegeven teneinde, hangende de behande
ling van het vraagstuk bij de Rijksoverheid, althans gemeentelijk verlichting van
lasten te verkrijgen, heeft nog in dat jaar en in 1963 geleid tot een groot aantal
herzieningen van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. In 1964
hebben weer vele nieuwe herzieningen plaats gevonden. Enkele gemeentebesturen
hebben zelfs besloten bioscoopvoorstellingen volledig van vermakelijkheidsbelasting
vrij te stellen, weer andere zijn na tariefsherzieningen in 1962 en 1963 tot verder
gaande verlaging overgegaan. In de volgende gemeenten waar permanente bios
copen zijn gevestigd hebben de raden in het verslagjaar herzieningen tot stand
gebracht: Almelo, Amersfoort, Baarn, Bergen (N.H.), Borculo, Brunssum, Delft,
Delfzijl, Doetinchem, Emmen, Geldrop, Gouda, Groesbeek, Heer, Heerlen,
Heeze, 's-Hertogenbosch, Kampen, Maasbree, Middelburg, Moergestel, Nieuw
koop,Oldenzaal, Purmerend, Roosendaal, Stein, Vaals, Vlissingen, Wieringen,
Zaandijk en Zandvoort. Mede onder invloed van deze nieuwe reeks van her
zieningen bedroeg het feitelijke gemiddelde landelijke netto-heffingspecentage der
vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen over 1964 18,8 tegen 19,6 in
1963.
De belastingheffingen der laatste jaren mogen als een bewijs worden gezien van
het begrip, dat ook in gemeentelijke kringen leeft voor de moeilijkheden van de
bioscoopbedrijven. Overigens hebben niet alle gemeentebesturen zich zonder meer
laten overtuigen van de redelijkheid van het bedrijfsstandpunt, hierop neerkomen
de, dat wegens de speciale problemen bij de exploitatie van bioscopen op zijn
minst een einde dient te komen aan de belastingdiscriminatie ten opzichte van het
bioscoopbedrijf, welke ook nu nog in een aantal gemeenten bestaat. Het Hoofd
bestuur heeft de leden in de desbetreffende gemeenten in het bijzonder bijstand
verleend, onder meer door schriftelijk of mondeling contact met de gemeente
besturen. Het Bondsbureau heeft weer tal van verzoekschriften en cijferover-
zichten ten behoeve van de leden-bioscoopexploitanten opgesteld en adviezen ver
strekt. De Bondsdirecteur heeft besprekingen gevoerd met enige gemeentebesturen.
Het Hoofdbestuur heeft zich in het verslagjaar vooral beziggehouden met de
situatie in de gemeente Valkenburg-Houthem. Het tarief van de vermakelijkheids
belasting op bioscoopvoorstellingen bedroeg in deze gemeente aanvankelijk 25
met dien verstande, dat films gekeurd volgens artikel 1, lid 2, 2e, der Bioscoopwet
met 20 waren belast en films met een zogenaamd cultureel of sociaal-pedago
gisch karakter met 15 Op een verzoek van de plaatselijke bioscoopexploitant
om het heffingspercentage aan te passen aan de landelijke tarieven, werd in begin
1963 conform het prae-advies van Burgemeester en Wethouders afwijzend door
de Raad beslist. De exploitant in kwestie was van oordeel, dat voortzetting van de
exploitatie onder deze omstandigheden weinig zin zou hebben en stelde het Hoofd
bestuur medio 1963 in kennis van zijn voornemen met het geven van filmvoor
stellingen in de gemeente Valkenburg-Houthem te stoppen. Het Hoofdbestuur vond
hierin aanleiding het College van Burgemeester en Wethouders om een onderhoud
te verzoeken. Dit onderhoud, hetwelk plaats had op 1 augustus 1963 en waaraan