de heer W. J. F. van Ewijk te Bussum werd voorzien door de benoeming van de heer W. Hemelraad te Utrecht. De heer C. van Willigen te Wassenaar fungeerde ook dit jcjar als voorzitter en de heer J. de Wilde te Amsterdam als vice-voor- zitter. Door loting werden de Kamers als volgt samengesteld: Eerste Kamer: de heren H. Zondervan, Leeuwarden en S. Barnstijn, Utrecht; Tweede Kamer; J. van der Horst, Amsterdam en Mr. J. M. Landré, Heemstede- Derde Kamer: J. Nijland Jr., Utrecht en W. Hemelraad. Als Secretaris fungeerde de heer H. W. Hagenberg. In het verslagjaar zijn elf zittingen gehouden, alle gepresideerd door de heer Van Willigen. Gedurende de verslagperiode zijn 15 (vorig jaar eveneens 15) geschillen aan hangig gemaakt. Afgedaan werden drie zaken, die reeds in 1963 waren aanhangig gemaakt. In zeven (10) zaken werd vonnis gewezen. In één zaak verklaarde de Commissie zich onbevoegd van de ingestelde vordering kennis te nemen. Ingetrok ken werden zes geschillen. Bij het einde van het verslagjaar waren er vier zaken nog niet afgedaan. In 1964 zijn 8 (7) geschillen aanhangig gemaakt door leden-filmverhuurders contra leden-exploitanten, één (2) door een lid-exploitant contra een lid-film- verhuurder; één (2) door een lid-exploitant contra een ander lid-exploitant; twee (geen) door een lid-filmverhuurder contra een lid-filmproducent; één (één) door een lid-filmproducent contra een lid-filmverhuurder; één (geen) door een lid- filmverhuurder contra een donateur; één door een lid-filmproducent contra een stichting, die geen lid of donatrice van de Bond is. Raad van beroep Op 24 maart vond de herbenoeming plaats van de Voorzitter, de heer R. Uges, Rijnsaterwoude, de plaatsvervangend Voorzitter, de heer D. J. van Leen, Wasse naar, en de leden van de Raad van Beroep, de heren M. Desmet, Eindhoven, B. W. G. van Royen, Amsterdam, H. S. Boekman, Amsterdam, J. P. M. A. Smulders, Amsterdam, W. F. Dubbeldeman, Amsterdam, A. F. Wolff, Utrecht, L. W. r! Meyer, Amsterdam, en E. J. Verschueren, Hilversum. Secretaris was wederom de heer J. G. J. Bosman. Ten overstaan van het Hoofdbestuur vond op 21 april op grond van artikel 12 D 26 van het Arbitrage Bondsreglement de loting tot de samenstelling van de kamers plaats. In de Eerste Kamer kregen zitting de heren M. Desmet, B. W. G. van Royen, leden-exploitanten, H. S. Boekman, J. P. M. A. Smulders, leden-filmver huurders; in de Tweede Kamer de heren W. F. Dubbeldeman, A. F. Wolff, leden exploitanten, L. W. R. Meyer, E. J. Verschueren, leden-filmverhuurders. Aanhangig gemaakt werden in 1964 3 hoger beroepen; van de in het voorafgaande jaar ingediende hoger beroepen resteerde nog één voor behandeling. Dit betrof een geschil tussen twee leden-filmverhuurders; de eerstgenoemde drie betroffen een ge schil tussen twee leden-exploitanten en een tweetal geschillen tussen een lid-film verhuurder en een lid-producent. Van deze laatste twee beroepszaken vond in het verslagjaar geen behandeling plaats. Twee hoger beroepen werden behandeld; in het eerstgenoemde werd vonnis ge wezen door de Eerste Kamer van de Raad van Beroep onder Voorzitterschap van de heer R. Uges, in het andere door de Tweede Kamer, eveneens onder voorzitter schap van de heer R. Uges. De ene zaak betrof een hoger beroep van een lid-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 26