36 voorstellingen met speciale films wilden geven. In het verslagjaar heeft de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten enige besluiten vastgesteld welke ingevolge de artikelen 21 en 22 van het reglement dezer afdeling aan het Hoofdbestuur zijn voorgelegd. Ten aanzien van het Verze- keringsbesluit en overige op het stuk van de verzekering genomen besluiten en uitvoeringsmaatregelen besloot het Hoofdbestuur geen gebruik te maken van zijn in genoemde artikelen neergelegde vernietigingsbevoegdheid. Hetzelfde deed zich voor met betrekking tot het modelcontract voor het produceren van reclame films die speciaal zijn vervaardigd voor aanwending door de televisie, zij het, dat het Hoofdbestuur het besluit in kwestie aanvankelijk voorwaardelijk had vernietigd teneinde met het oog op de vernietigingstermijn tot nadere bestudering van het besluit in kwestie te kunnen overgaan. Evenmin oefende het Hoofdbestuur zijn vernietipinssbevoegdheid uit nopens het besluit van de afdeling tot vaststelling van een jaarlijkse heffing ten laste van de leden-filmproducenten en -filmfabrikanten van 75,respectievelijk 50,ter dekking van bepaalde propagandistische akties van de afdeling. In het verslagjaar heeft het Hoofdbestuur krachtens machtiging van de algemene ledenvergadering dd. 1 april 1957 wederom uitkeringen gedaan uit de Bondskas ten behoeve van oud-werknemers in het film- en biocoopbedrijf die wegens hun leeftijd niet meer voor deelneming in het bedrijfspensioenfonds in aanmerking komen. In 1964 is een aanvrage ingediend tot het verlenen van uitkeringen inge volge de onderwerpelijke machtiging. Gezien de terzake vastgestelde uitkeringsnor men en gelet op de inkomsten van de betrokkene heeft het Hoofdbestuur afwijzend op deze aanvrage beschikt. Einde 1964 genoten op grond van vroegere beslissingen van het Hoofdbestuur zeven personen uitkeringen uit de Bondskas. Ingevolge artikel 20 der Bondsvoorwaarden zijn de leden bioscoopexploitanten ge houden de keuringskaarten van films waarvan de vertoning is afgelopen, onmid dellijk aan de verhuurders in kwestie te retourneren. De laatste jaren is het echter meermalen voorgekomen, dat de kaarten eerst lange tijd na de vertoningen of in het geheel niet werden geretourneerd. Dit verzuim heeft de leden-filmverhuurders genoopt nieuwe keuringskaarten aan te schaffen, wat belangrijke kosten met zien bracht, nog afgezien van verspilling van tijd en moeite. Het Hoofdbestuur heeft de leden naar aanleiding hiervan bij circulaire dd. 10 februari medegedeeld, dat het niet zal schromen bij constatering van nieuwe overtredingen, ongeacht de con tractuele aansprakelijkheid der betrokkenen, over te gaan tot behandeling ingevol ge artikel 15 der Statuten. Internationale filmweek In 1963 heeft het Hoofdbestuur moeten afzien van medewerking aan het tot standkomen van een internationale filmweek. De pogingen van de Bond in dat jaar ondernomen ter oplossing van het lastenvraagstuk van het film- en bioscoop bedrijf, maakten het niet mogelijk de vereiste tijd en aandacht aan de organisatie van een filmweek te geven. Vooral de pogingen om gemeentelijk verlichting te krijgen van de druk der vermakelijkheidsbelasting hadden het Hoofdbestuur tot zijn besluit gebracht. Aldus werd noodgedwongen de traditie doorbroken om eens in de twee jaar een filmmanifestatie als vorenbedoeld te doen plaats vinden. Het Hoofdbestuur heeft het in het verslagjaar echter verantwoord geoordeeld in 1965 wederom een internationale filmweek te organiseren. Deze opvatting werd gedeeld door de ledenvergadering, die een begrotingspost vaststelde ter gedeeltelijke dek-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 36