king van het Bondsaandeel in de kosten van een in Arnhem te houden filmweek.
Nog in 1964 werd door de Bondsdirecteur contact opgenomen met het Rijk en de
gemeente Arnhem teneinde de noodzakelijke financiële basis te leggen.
Het herstel van de traditie is verheugend, omdat de filmweek heeft bewezen in een
behoefte te voorzien. Zij vormt een trefpunt voor allen die zich in ons land op
het terrein van film en bioscoop bewegen en biedt gelegenheid de verschillende
aspecten van het filmverschijnsel periodiek te belichten. Ook in 1965 zal door
afwisseling van geselecteerde filmpremières, congressen en andere evenementen
worden gestreefd naar een zo groot mogelijk propagandistisch effekt.
Stimulering van filmbeiangstelling en bioscoopbezoek
In onze huidige maatschappij met haar machtige publiciteitsmedia is een vorm van
collectieve propaganda, dit begrip in de ruimste zin genomen, als complement op
de individuele reclame-aktiviteiten der ondernemingen onontbeerlijk te achten.
Dat geldt zeker voor het film- en bioscoopbedrijf met zijn functie op het gebied
van het openbare vermaak. Het Hoofdbestuur beschouwt de propagandamaatre-
gelen van Bondswege, welke uiteraard in het bijzonder zijn gericht op stimulering
van filmbeiangstelling en bioscoopbezoek, als een essentieel onderdeel van de
organisatorische werkzaamheid. De omstandigheid, dat het Hoofdbestuur een spe
ciale studiecommissie in het leven heeft geroepen om zich op het onderwerpelijke
terrein te doen adviseren, mag als een bewijs worden gezien van de grote waarde
welke aan de maatregelen in kwestie wordt gehecht. In deze studiecommissie had
den einde 1963 zitting de heren B. W. G. van Royen, voorziter, J. G. J. Bosman,
L. van Dommelen, G. J. H. Dujardin, M. Gerschtanowitz, J. Miedema Jr. en J.
P. M. A. Smulders; secretaris was de heer H. W. Hagenberg. In de vacature
in de commissie ontstaan door het aftreden van de heer Van Dommelen werd
voorzien door de benoeming van de heer W. Hemelraad.
De collectieve reclamecampagne welke onder het populaire motto „Samen naar
de film. ja, gezellig!" nu al enige jaren volgens een door de N.V. Smit's Recla
me Advies- en Servicebureau ontworpen en uitgevoerd project plaats heeft door
middel van advertenties in de pers, is overeenkomstig de planning in 1964 nog
enige tijd voortgezet. De serie kleine dagbladadvertenties (zogenaamde ingezonden
mededelingen), waarmede in het kader van onze reclamecampagne in 1963 is
begonnen, heeft in 1964 met nog 12 stuks, waarvan de laatste op 18 februari
is geplaatst, haar uitloop gehad. Gezien de wenselijkheid van continuering der aktie 3-7
in enigerlei vorm, zeker nu met een televisie in opmars extra injecties aan het
bioscoopbezoek geboden zijn, heeft het Hoofdbestuur de studiecommissie om
advies gevraagd terzake van de voortzetting der campagne, uiteraard voorzover
zulks budgettair mogelijk is. De bestudering van deze aangelegenheid kon in 1964
nog niet worden afgesloten.
De Studiecommissie Publiciteit bracht aan het Hoofdbestuur ook nog enige andere
adviezen uit, onder meer met betrekking tot een plan om aan de kassa's der
bioscopen spaarzegels uit te geven. De Commissie heeft medewerking aan dit plan
ontraden. De Contactcommissie, welke sub-commissie van de Studiecommissie
Publiciteit speciaal is belast met het plegen van overleg met genoemd reclamebu
reau, heeft desgevraagd een advies aan het Hoofdbestuur uitgebracht met betrek
king tot een plan van een dagblad om als bijlage eens een speciale filmkrant
uit te geven. De uitvoering van het plan was afhankelijk van bepaalde voorwaarden
ten aanzien van een aantal te plaatsen advertenties en het afnemen van een