38 groot aantal exemplaren van de filmkrant. De Contactcommissie achtte het plan niet realiseerbaar. De werkzaamheid van de persdienst van de Bond heeft een omvangrijke publiciteit over allerlei zaken op het gebied van film en bioscoop sterk bevorderd. De dienst heeft de pers op intensieve wijze van voorlichting gediend, contacten gelegd met radio en televisie en andere initiërende arbeid verricht. Er werd veelvuldig overleg gepleegd met bedrijfsgenoten. Aan de onderhavige werkzaamheid kent het Hoofdbestuur grote propagandistische waarde toe. In het afgelopen jaar heeft de verkoop der geschenkbonnen voor bioscoopbezoek zich ongeveer op het niveau van 1963 gehandhaafd. Mede gezien de uitkomsten betreffende voorgaande jaren kan worden gesteld dat de bioscoopbon in een per manente en naar omvang tamelijk constante behoefte voorziet. De verkoop der bonnen geschiedde in hoofdzaak aan de kassa's der bioscopen. Daarnaast zijn echter weer vele bonnen rechtstreeks van het Bondsbureau betrokken door instellin gen en verenigingen, alsmede door het bedrijfsleven. Ter stimulering van de bon nenverkoop zijn advertenties in de dagbladen geplaatst op daartoe geschikt te achten tijdstippen en zijn de bioscoopbezoekers permanent door middel van affiches en projectieplaatjes op de bioscoopbon geattendeerd. Het Hoofdbestuur heeft de leden ook in het verslagjaar weer een lijst toegezonden van jeugdfilms. Hiermede wordt beoogd uitbreiding te doen geven aan het instituut der speciale jeugdvoorstellingen, waaraan vooral uit een oogpunt van bedrijfs- politiek op langere termijn veel betekenis moet worden gehecht. Televisie Het Hoofdbestuur heeft steeds het standpunt ingenomen dat de televisie, zolang haar ontwikkeling wat toestellenaankoop en ontvangstmogelijkheden betreft nog niet is afgesloten, de uitgaansgewoonten in nadelige zin zal beïnvloeden en vooral het bezoek aan de bioscopen, die voorheen als visueel vermaak voor de massa feite lijk een monopoliepositie innamen. Tot nu toe is het evenwichtsstadium niet bereikt. Ofschoon de toeneming van het aantal televisietoestellen in het verslagjaar minder sterk is geweest dan het jaar daarvoor een stijging van 262.079 in 1964 tegen 299.236 in 1963 is zij nog zeer respectabel te achten. Einde 1964 bedroeg het aantal geregistreerde televisietoestellen in ons land 1.836.474, dat wil zeggen circa 70 van het aantal radiotoestellen. Deze cijfers demonstreren duidelijk, dat het televisiebezit in ons land geleidelijk gemeengoed is geworden. Een nieuw facet vormde de invoering van het tweede televisienet. Reclametelevisie, draadtelevisie en kleurentelevisie zijn even zovele factoren die in de toekomst nog een rol zullen kunnen spelen en nieuwe impulsen zullen kunnen geven aan de kijkgewoonten. In aanmerking genomen de gang van zaken in het buitenland, met name in de Verenigde Staten van Amerika waar de televisie-ontwikkeling die in ons land ver vooruit is, mogen ook hier, zeker gezien de sterk toegenomen welvaart, nieuwe ontplooiingsmogelijkheden voor het uitgaansleven worden verwacht. Naar de mening van het Hoofdbestuur is het intussen zaak dat de televisie, welke op het stuk van de programmering voor een belangrijk deel nog steeds is aangewezen op ontspanningsmiddelen die karakteristiek zijn voor andere media, niet nodeloos afbreuk doet aan de belangen van die media. Deze zienswijze heeft het Hoofdbe stuur neergelegd in verschillende nota's, welke de regering gelet op de omstan digheid dat de televisie krachtens overheidsconcessie werkt de laatste jaren zijn toegezonden. Zij is ook het uitgangspunt geweest van het contact met de huidige

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 38