televisieconcessionarissen, een contact dat al van 1950 dateert en waarbij de ande re partij begrip voor het Bondsstandpunt aan de dag heeft gelegd. Het overleg met de Nederlandse Televisie Stichting, respectievelijk de in deze stichting samenwerkende omroepverenigingen, heeft in 1952 geleid tot een akkoord hetwelk sedertdien enige malen aanpassingen heeft ondergaan. In het verslagjaar zijn onderhandelingen gevoerd met de N.T.S. in verband met het in gebruik nemen van het tweede televisienet, dat, althans voorlopig, aan de N.T.S. en de omroepen is toegewezen. Voor de zogenaamde experimentele periode van 1 maart tot 1 oktober werd ten aanzien van de filmvoorziening van het tweede net een speciale aanvullende regeling getroffen, welke tijdelijk werd gecontinueerd voor de resterende maanden van het jaar. Voor het overige bleef de overeenkomst tus sen de Bond en de N.T.S. ongewijzigd van kracht. Dat houdt in, dat de N.T.S. en de omroepverenigingen A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V., V.A.R.A., en V.P.R.O. hoofdfilms, hieronder in dit verband te verstaan films met een vertoningsduur van meer dan 60 minuten, zullen betrekken van leden van de Bond. Films met een kortere vertoningsduur, televisiefilms en enkele andere, gewoonlijk buiten het bioscooprepertoire vallende, categorieën van films zal de televisie vrijelijk van der den kunnen betrekken. Volgens de overeenkomst zal per week en per net niet meer dan één hoofdfilm worden uitgezonden behoudens de mogelijkheid van uit zending op een beperkt aantal zaterdagmiddagen van hoofdfilms die door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring voor alle leeftijden zijn toegelaten. De wekelijkse filmuitzendingen zullen geschieden op maandag, dinsdag of woensdag, tenzij deze dagen samenvallen met feestdagen. In 1964 zijn de films over het eerste net in hoofdzaak uitgezonden op maandagen en die over het tweede net voorna melijk op dinsdagen en woensdagen. Er worden uitsluitend hoofdfilms uitgezon den wier première in de Nederlandse bioscopen 40 maanden of langer geleden heeft plaats gevonden. Ten aanzien van deze laatste restrictie kan dispensatie worden verleend door een gemengde commissie. Hierin hadden in 1964 vanwege de N.T.S. zitting de heren J. W. Rengelink en Mr A. H. van de Veen en voor de Bond de heren C. J. Blad, C. S. Roem en R. Uges. In de vacature in de ge mengde commissie van een derde, de televisie vertegenwoordigend lid, werd in het verslagjaar niet voorzien. De heer Uges trad op als voorzitter; de Bondsdirec teur fungeerde als plaatsvervangend lid voor de afgevaardigden van de Bond. Tenslotte bevat de overeenkomst een regeling ten aanzien van het betrekken van of vervaardigen door leden van de Bond van actualiteitenfilms ten behoeve van de televisie. Regering en parlement hebben ook in 1964 geen oplossing kunnen vinden voor het vraagstuk van reclame in de televisie. De door de regering ingestelde pacifica tiecommissie heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op 16 oktober een interim-rapport doen toekomen. Hierin is onder meer het beginsel uit gesproken van vergoeding van aantoonbare schade berokkend door reclametelevisie aan rechtstreeks bij reclame belanghebbende groepen, waarbij met name de bio scopen zijn vermeld. In 1964 zijn van regeringszijde geen verdere decisies genomen, doch de Minister heeft de Tweede Kamer toegezegd vóór 1 maart 1965 de opvatting van de regering kenbaar te zullen maken. Het spreekt vanzelf, dat het Hoofdbe stuur met het oog op de belangen der leden de ontwikkeling op het onderhavige terrein nauwgezet volgt. Speciale aandacht heeft het Hoofdbestuur in het verslagjaar besteed aan het optre den van de N.V. Reclame Exploitatie Maatschappij, die vanaf een platform op de Noordzee ter hoogte van Noordwijk buiten de territoriale wateren televisie-uitzen- 39

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 39