Ter inleiding Ons bedrijf heeft een zorgelijk jaar achter de rug vol spanningen en onzekerheid. De bruto-ontvangsten in de bioscopen liepen terug met 0,3 en het bezoek met 10,2 Hoezeer wij van jaar tot jaar achterop raken blijkt uit een vergelijking tussen het verloop van genoemde ontvangsten en de algemene consumptieve be steding, welke in het afgelopen jaar met 14 omhoog ging. Onze leden hebben geen deel aan deze overvloed. Met meer recht kan gezegd worden, dat zij, voor zover zij wèl profijtelijk is geweest voor concurrerende media, ten koste is gegaan van film en bioscoop; een proces, dat zich reeds geruime tijd aan het voltrekken is, zoals wij in de Bondsstukken enige jaren achtereen hebben aangetoond. Tot heden wist men zich dank zij een sterke onafhankelijkheid, door hechte orga nisatie verkregen, krachtig tegen de ongunst der tijden te weer te stellen. Wij vragen ons echter met bezorgdheid af hoe lang dit zal kunnen doorgaan zonder dat er brokken vallen. De serie sluitingen, waarvan wij het vorige jaar voor het eerst mel ding moesten maken, heeft dit jaar haar vervolg gekregen overeenkomstig de toen uitgesproken verwachting (18 in totaal). Ook de naaste toekomst voorspelt in dit opzicht niet veel goeds. Men kan de moeilijkheid niet wegwuiven met een beroep op de noodzakelijkheid van structurele aanpassing en opruiming van marginale zaken. De sluitingen vinden plaats in gemeenten van uiteenlopende grootte evenals in de toch al zo vervelende buitenbuurten van de grote steden, maar zij verdwijnen met bezoekersaantallen waar menige zwaar gesubsidieerde schouwburg het mee moet doen, zonder dat men ze terugvindt in de overige zaken. Met dit verschijnsel dient zich wel degelijk een vraagstuk aan. Wordt er dan niet onnodig verlies geleden zowel ten koste van het toch al kleine debiet van de film als ten koste van de sociale infrastructuur, gezien de moeilijke vervangbaarheid van de betrokken zaken? Het ware te wensen, dat de overheid, die zich het hoofd breekt over de exploitatie van het electronisch huiskameramusement, wat meer haar aandacht verdeelde over de leefbaarheid van de culturele ontspanning als geheel! De nationale filmactivi- teiten worden immers met min of meer tijdelijke regelingen op gang gehouden of schoon weloverwogen plannen tot een wat duidelijker en meer definitieve opzet ontvouwd zijn. De culturele standing van ons bedrijf, ondanks, ja eerder ten behoeve van zijn commerciële bestaan jarenlang krachtig bevorderd, dreigt schade te lijden aan alle kanten. Vooralsnog is de hooggeroemde onafhankelijkheid van ons bedrijf onaangetast, maar zal zij, indien het rendement voor langere tijd dreigt teloor te gaan, te hand haven zijn? Kennelijk zijn wij het gevreesde snijpunt genaderd, waarbij velen voor de keus komen te staan tussen stopzetting of voortzetting, inkrimping of uitbrei ding, geen of wèl initiatief op het stuk van technische voorziening en wel- standseisen, van al of niet koerswijziging in de zakelijke positie, de programmering, de personeelsvoorziening. Het is intussen voor de existentie van een bedrijf als het onze nodig, dat het, zolang men er mee doorgaat, zich voegt naar de snel wisselende omstandigheden, naar wat internationaal gangbaar is en nationaal en locaal noodzakelijk; maar dit is, gezien de precaire positie waarin het verkeert onvoldoende. De afdracht van bijna twaalf millioen extra belasting per jaar manifesteert zich hoe langer hoe duidelijker in achterstand en verschraling, ook wanneer men hierbij in aanmerking neemt wat er aan goeds tot stand komt.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 3