dingen ging verzorgen. Met zijn circulaire van 29 april, dat wil zeggen geruime tijd voordat met de REM-uitzendingen werd aangevangen, heeft het Hoofdbestuur de leden doen weten, dat geen leverantie van films dient plaats te hebben aan of ten behoeve van ondernemingen of instellingen die door de overheid niet zijn gecon- cessioneerd tot het geven van televisie-uitzendingen. Daarbij heeft het Hoofdbe stuur in aanmerking genomen het volstrekt afwijzende standpunt van de regering, getuige ook de wettelijke maatregelen die zij voorbereidde teneinde de televisie-uit zendingen van de REM te beletten. Als uitvloeisel van de Wet Installaties Noord zee, beter bekend als Anti-REM-wet, welke de regering in staat stelde tegen de REM-zender op te treden, werd onmiddellijk na aanneming van de wet begin december aan de desbetreffende uitzendingen door justitieel ingrijpen een einde gemaakt. Blijkens de troonrede 1964 zal met de invoering van een landelijk centraal-anten nesysteem (C.A.S.) worden aangevangen, indien de gunstige resultaten met de proef welke door het Staatsbedrijf der P.T.T. in het Haagse Bezuidenhout wordt genomen, worden bevestigd. Gezien de reële mogelijkheid van verwezenlijking van de desbetreffende vorm van draadtelevisie heeft het Hoofdbestuur de kwestie der relayering door middel van het C.A.S. van filmuitzendingen grondig bestudeerd. In het bijzonder zijn daarbij de auteursrechtelijke aspecten onder de loep genomen. Dezerzijds wordt namelijk de opinie gehuldigd, dat relayering van films als een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet moet worden aangemerkt en der halve slechts kan geschieden met toestemming van hen die houders zijn van het auteursrecht op die films. Ook in internationale producentenkringen heeft deze zaak sterk de aandacht getrokken en beraadt men zich over eventuele maatregelen ter bescherming van rechten. In de televisiecommissie, welke zich als sub-commissie van de Voorlichtingsraad occupeert met het gebruik van televisie als voorlichtingsorgaan, was het Hoofdbe stuur wederom vertegenwoordigd door de Bondsdirecteur. Bioscoopwet De voorbereiding ten departemente van Binnenlandse Zaken ener wijziging van de 4Q Bioscoopwet heeft in 1964 nog niet haar afsluiting gekregen. Blijkens de verklaring welke Minister Toxopeus bij de behandeling van de Rijksbegroting voor 1965 in de Tweede Kamer heeft afgelegd, wordt zijnerzijds te dien aanzien naar een spoedige afdoening gestreefd. De voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring heeft het Hoofdbe stuur geattendeerd op het verschijnsel, dat de Nederlandse titels van buitenlandse films niet steeds tijdig ter keuring worden aangeboden. Tegen deze gang van zaken bestaat bij de Keuring, nog daargelaten de wettelijke aspecten, bezwaar, omdat het voor een juiste besluitvorming ten aanzien van de keuring van films mede noodzakelijk wordt geoordeeld kennis te nemen van de titel waaronder de film in ons land zal worden vertoond. Het Hoofdbestuur heeft de leden-filmverhuurders in overweging gegeven om, wanneer zij een buitenlandse film onder een Nederlandse titel willen uitbrengen, voortaan te allen tijde goedkeuring van deze titel te vragen bij de aanbieding ter keuring van de film, mede ter voorkoming van vertraging in de behandeling van keuringsaanvragen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 40