Lijst van geen bezwaar
Het aantal aanvragen tot plaatsing op de Lijst van Geen Bezwaar bedroeg dit jaar
1244 tegen 1262 in 1963. Hierbij zijn inbegrepen 75 aanvragen voor televisie
uitzendingen. In 49 gevallen (69 in 1963) werd de plaatsing geweigerd.
Bij deze aantallen zijn niet inbegrepen de filmleveranties via de Stichting Neder
lands Filminstituut. De levering van films ten behoeve van leger, marine en lucht
macht geschiedde op de gebruikelijke wijze krachtens de met het Centraal Film-
bureau der Krijgsmacht getroffen regeling.
Flimverzekering
In het verslagjaar moest een belangrijke schadepost aan films en reclamemateriaal
worden geclaimd wegens brand in een bioscoop. De op Bondskosten verzekerde
gemiddelde filmvoorraad is iets verminderd tot een totaal van 7.684.000 meter; de
waarde ervan is echter groter geworden, doordat de metrage der kleurenfilms zowel
op 35 mm als op 70 mm-breedte belangrijk is gestegen. Het aandeel van deze films
in de totale voorraad is thans tot 53 procent (1963: 47 procent) opgelopen.
Ofschoon in meerdere gevallen de schadeafwikkeling nog niet gereed is gekomen,
valt ten aanzien van de all-risks-verzekering te verwachten, dat het totaalbedrag der
over het verslagjaar toegekende claims opnieuw zal stijgen. Het winstaandeel zal
hierdoor waarschijnlijk lager worden dan het uiteindelijk gunstig uitgevallen bedrag
over 1963, dat 21,8 der betaalde premies heeft belopen
Commissie voor Niet-Commerciële Reclame
Deze Commissie, bestaande uit twee bioscoopondernemers en twee bioscooprecla
me-exploitanten, namelijk de heren J. van der Horst, Voorzitter, B. W. G. van
Royen, P. J. Burbach en J. Smit, leden, behandelde 15 aanvragen om kosteloze ver
toning van bioscoopreclame of reductie op de vertoningsprijzen. Secretaris was de
heer H. W. Hagenberg.
Toegevoegd lid voor de beoordeling van sponsored films was de heer L. W. R.
Meyer.
De Afdelingsraad deelde de Commissie in de loop van het verslagjaar mede, dat
hij het onder de huidige minder gunstige omstandigheden voor het bioscoopbedrijf
op prijs zou stellen, indien de Commissie bij het geven van advies geen verder
gaande faciliteiten zou aanraden dan een reductie van ten hoogste 50
Uiteraard heeft de Commissie zich daaraan bij het geven van adviezen op de
daarna ingekomen aanvragen, gehouden.
Zij adviseerde de bioscoopondernemers en bioscoopreclame-exploitanten in drie
gevallen (vorig jaar 11) tot gratis vertoning en in 8 gevallen (vorig jaar 4) tot
het verlenen van reductie op de vertoningsprijzen van propagandaplaten.
Vier aanvragen werden afgewezen.
Bovendien bracht de Commissie advies uit met betrekking tot een tweetal films,
die zij had getest op de aanwezigheid van reclame. Eén daarvan, „Amsterdam, mijn
stad, mijn haven" werd als een normale reclamefilm beschouwd, die slechts in de
normale verhuur als bijwerk zou kunnen worden uitgebracht indien daaruit een
aantal reclame-onderwerpen van betekenis zouden worden verwijderd.
De andere film „Er zijn zoveel werelden", welke zij reeds in het jaar 1963 had
beoordeeld, kon na aanzienlijke bekorting van de lengte in 1964 worden geadvi
seerd als verhuurbaar bijwerk met een reclame-element van ondergeschikte bete-
43