Bedrijfsafdeling Filmverhuurders INLEIDING FILM AAN BOD Het valt niet te ontkennen, dat het Neder landse bioscooppark en daarmede dus het afzetgebied der filmverhuurders in het afge lopen jaar voor het eerst duidelijke tekenen van inkrimping te zien heeft gegeven. Het aantal in het Bedrijfsregister ingeschreven bioscopen verminderde namelijk door op heffing van zeventien bioscopen tot 535, al werd het door inschrijving van drie nieuwe bioscopen weer opgevoerd tot 538. In ver gelijking met buitenlandse situaties lijkt deze inkrimping vooralsnog niet van grote bete kenis, maar als men in aanmerking neemt, dat ons land relatief toch al met bioscopen was onderbezet, dan geeft ook deze kleine inkrimping reden tot ernstige bezorgdheid. Het is nu eenmaal niet zo, dat de vroegere bezoekers van de thans gesloten bioscopen automatisch ten goede komen aan de in bedrijf gebleven bioscopen. John Spraos heeft in zijn rapport „The decline of the cinema" overtuigend aange toond, dat bij sluiting van een bioscoop een groot gedeelte circa 50 percent van haar bezoekerskwantum voor het bedrijf in zijn geheel verloren gaat. In wezen betekent dus de sluiting van ze ventien bioscopen een vrij ernstige aantas ting van het afzetgebied der filmverhuurders. In hoeverre dat door de toevoeging van drie nieuwe bioscopen kan worden gecompen seerd, zal de tijd moeten leren. Afgaande op de reeds bekend gemaakte recettecijfers over 1964 en de tendenz van stijgende filmhuurpercentages als gevolg van de relatief sterke uitbreiding van de verto ningen der avondvullende hoofdfilms ten koste van de andere films moeten wij aan nemen, dat de filmhuuropbrengst in haar geheel ten opzichte van 1963 wel is geste gen. Men moet echter in aanmerking nemen, dat in het verslagjaar een klein aantal bij zondere films een grote filmhuuropbrengst heeft gemaakt, waartegenover ook bijzonder hoge licentie- en copiekosten staan. De re sultaten van de andere films zijn er ook niet beter op geworden. Er waren heel wat films van een behoorlijke kwaliteit, die aan film- huur de garantieprijs niet eens hebben op geleverd. Het gehele filmverhuurbedrijf wordt geconfronteerd met hogere inkoop sommen, stijgende personeelslasten, geste gen vrachttarieven en hogere algemene exploitatiekosten. Voor de meeste filmver huurkantoren is 1964 dan ook een moeilijk jaar geweest. Het aantal ingevoerde nieuwe hoofdfilms is in 1964 opnieuw gedaald en wel van 385 in 1963 tot 345 in het verslagjaar (in 1962 396; in 1961: 416; in 1960: 399; in 1959 454; in 1958: 507; in 1957: 508; in 1956 485; in 1955: 499; in 1954: 404). Daaraan moeten nog drie (in 1963: vier) Nederlandse hoofdfilms worden toegevoegd en 34 (12) oude hoofdfilms, die in het verslagjaar op nieuw in roulatie zijn gebracht, waarvan 20 (11) Amerikaanse en 14 (één) Europese. Het totaal aanbod van hoofdfilms was derhalve in het verslagjaar 382 tegen 401 in 1963. Het aantal ingevoerde Amerikaanse films daalde van 118 tot 113 en het aantal Euro pese van 267 tot 232. De invoer uit Frankrijk daalde van 72 naar 57 hoofdfilms, uit Italië van 64 naar 53 en uit West-Duits land van 29 naar 27. Alleen de invoer uit Engeland steeg, namelijk van 73 naar 74 hoofdfilms. De filialen van de Amerikaanse productiemaatschappijen voerden gezamen lijk 125 hoofdfilms in (in 1963: 122), waar van 72 (83) Amerikaanse en 53 (39) Euro pese. De overige filmverhuurders importeer den 220 (263), waarvan 179 (228) Europese en 41 (35) Amerikaanse films. Het aantal kleurenfilms daalde van 178 in 1963 tot 174 in het verslagjaar, waarvan uit Europa 98 (109) en uit Amerika 76 (69). In 1964 zijn er 115 (111) panoramische films ingevoerd, waarvan 77 (70) van Euro pese en 38 (41) van Amerikaanse oorsprong. Van alle panoramische films hadden er drie (5) een breedte van 70 mm. De aanpassing van het aangeboden aantal hoofdfilms aan het verschijnsel, dat de pu blieke belangstelling zich richt op een klein aantal bijzondere films, gaat nog maar zeer geleidelijk. Toch ligt het in de lijn der ont wikkeling, dat het aantal hoofdfilms nog verder zal teruglopen en dat het aantal copieën relatief groter zal worden. Dat is met het oog op de vereiste acceleratie van het filmroulement in het algemeen dringend gewenst. TWEEDE MONOPOLE EN RE-ISSUERECHTEN Zoals reeds in het vorig jaarverslag werd aangestipt heeft het Afdelingsbesluit inzake Tweede Monopole- en Re-Issuerechten dat sedert 16 maart 1962 van kracht was zijn nut bewezen. De ledenvergadering van 16 55

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1964 | | pagina 52