56
maart besloot op voorstel van het Bestuur
het Besluit opnieuw ongewijzigd vast te stel
len voor de duur van twee jaar en wel van
16 maart 1964 tot 16 maart 1966.
Dat het Besluit een preventieve werking
heeft, bleek ook in het afgelopen jaar. Enige
leden dienden klachten in, omdat het er naar
uitzag, dat een buitenlandse leverancier de
tweede monopole rechten van door hen ge
contracteerde films aan derden wilde ver
kopen, hoewel zij zelf op een verlenging
van die rechten hadden gereflecteerd. Door
dat deze leden zich konden beroepen op
vorenbedoeld Afdelingsbesluit zetten de
dreigende moeilijkheden zich niet door en
behoefde het Bestuur niet in te grijpen.
FILMWEEK
In het najaar 1964 was het nog niet zeker,
of de Filmweek 1965 te Arnhem doorgang
zou vinden, zodat niet kon worden begon
nen met het activeren van de belangstelling
van de leden voor dit evenement.
FILMKEURING
Met betrekking tot de gang van zaken bij
deze Overheidsinstantie moet het Bestuur
een minder optimistisch geluid laten horen
dan voorheen. De keuringsresultaten, en
wel speciaal die van de keuring in eerste
instantie, blijken vaak teleurstellend te zijn.
In de huidige tijd, waarin zich in literatuur,
toneelstukken, schilderkunst en in de tele
visie-uitzendingen een ongekende vrijheid
en openhartigheid van inzichten manifes
teert, doet het vreemd aan een verscherping
van de censuur op films te moeten con
stateren, vooral als men zich realiseert,
dat de buitenlandse televisie-uitstralingen
van hier niet-toegelaten films in het Oosten,
Noorden en Zuiden des lands ongecensu
reerd kunnen worden ontvangen op de
beeldbuis.
Daarnaast valt veel wanbegrip bij de sa
menstellers van de rapporten te constate
ren, die soms normen hanteren, welke met
de Bioscoopwet niets van doen hebben.
Weliswaar zijn in hoger beroep vele van de
hier bedoelde uitspraken vernietigd, maar
dat neemt niet weg, dat deze gang van za
ken een vertragende invloed op het uit
brengen van films heeft. Die vertraging
doet afbreuk aan de actualiteit van de film
en veroorzaakt verliezen aan reeds ge
maakte hoge kosten.
Onmiskenbaar was er bij de Rijksfilmkeu-
ring in het verslagjaar ook een tendenz om
ten aanzien van het rangschikken van films
onder de categorie bedoeld in artikel 1, lid
2, 2e der Bioscoopwet grotere terughou
dendheid te betrachten. In feite komt dit
neer op een verzwaring van de fiscale las
ten, die op het film- en bioscoopbedrijf
drukken, hetgeen in deze voor het bedrijf
toch al moeilijke omstandigheden uitermate
teleurstellend is.
NAKEURING
De Katholieke Filmcentrale heeft in het
verslagjaar 380 (in 1963: 407) hoofdfilms
gekeurd. In 79 (95) gevallen is de K.F.C.
afgeweken van de uitslag van de Rijks-
filmkeunng.
Van de 76 films die de Rijksfilmkeuring
voor alle leeftijden heeft toegelaten, heeft
de K.F.C, er 3 (3) in de klasse B en géén
(4) films in de klasse C 1 ingedeeld.
Van de 166 films, toegelaten door de Rijks-
filmkeuring voor personen boven veertien
jaar heeft de K.F.C, er 15 (14) ingedeeld
in de klasse C I, 2 (1) in de klasse C II,
2 (1) in de klasse C III en 1 (0) in de
klasse D (dus ontoelaatbaar).
Van de 138 films die de Rijksfilmkeuring
had toegelaten voor personen boven acht
tien jaar, heeft de K.F.C, er 35 (42) inge
deeld in de klasse C II, 16 (16) in de klasse
C III en 5 (14 in de klasse D derhalve
ontoelaatbaar verklaard).
In de periode van 1957 tot 1965 is de
K.F.C, als volgt van de uitslag van de
Rijksfilmkeuring afgeweken: 1957: bij
23 van de films, 1958: 24,5 1959:
27,5%, 1960: 32,2% 1961: 34,8%, 1962:
26,6 1963: 23,3 en in 1964: 20,8
Hoewel de Minister van Binnenlandse Za
ken reeds in 1963 had aangekondigd dat
hij met een voorstel tot wijziging van de
Bioscoopwet zou komen, dat ook voorziet
in de opheffing van de nakeuring, is een
nieuw ontwerp tot wijziging van de Bios
coopwet, waaruit dat zou moeten blijken,
nog niet bij de Tweede Kamer ingediend.
DE VERVROEGDE
VERTONINGSWEEK
De bioscoopadvertenties voor de verto-
ningsweek, die thans voor het gehele land
loopt van donderdag tot donderdag, ver
schijnen in de ochtend- respectievelijk
avondbladen van woensdag. Het Bestuur
der Bedrijfsafdeling was van oordeel, dat
het de voorkeur zou verdienen de adver
tenties van de ochtendbladen van woensdag