Afdelingsraad
drijfsgenoten vereist na te gaan, of de film
verhuurders gezamenlijk in staat zijn maat
regelen te nemen, waardoor het gevaar van
bioscoopsluitingen wordt bestreden.
Zoals we reeds in de aanhef van dit ver
slag hebben uiteengezet gaat het ook om
het behoud van groepen bezoekers, die bij
een sluiting van een bioscoop voor het
gehele bedrijf verloren gaan. Wij hopen,
dat onze gezamenlijke inspanning op dit
gebied vruchtdragend zal zijn.
Februari 1965.
H. W. Hagenberg,
Administrateur.
De uiterst precaire economische situatie
waarin het overgrote deel van het bioscoop
bedrijf geleidelijk is komen te verkeren,
wordt duidelijk gedemonstreerd doordat
alle in het verslagjaar gehouden besprekin
gen en beraadslagingen in onze Raad, ster
ker dan ooit tevoren het geval is geweest,
in het teken stonden van het kostenvraag-
stuk. Ongeacht of het onderwerpen betrof
van algemene bedrijfspolitiek, van arbeids
voorwaarden of van filmhuurcondities,
filmverzending of publiciteit, het waren
steeds de daaraan verbonden consequenties
van bedrijfseconomische aard, die zich
daarbij op de voorgrond drongen. Gezien
de gestadig voortgezette daling van het
landelijke bezoekerstotaal enerzijds en de
even constante stijging van het kosten- en
loonniveau anderzijds, is dit verschijnsel
volkomen verklaarbaar.
Daarbij kwam dat het lange uitblijven van
enig positief bericht omtrent de reeds in
oktober 1963 door de Minister-President
gedane mededelingen terzake van maatrege
len ter verbetering van het economische
klimaat van het film- en bioscoopbedrijf
een ernstige reactie van onbehagen en ont
moediging veroorzaakte. Weliswaar had
onze Raad indertijd met enige scepsis ken
nis genomen van de bedoelde toezeggingen,
maar de desondanks gekoesterde hoop dat
er althans iets te gebeuren stond, bleek aan
het einde van het verslagjaar nog steeds
ijdel te zijn.
Wellicht mede als gevolg van deze weinig
uitzicht biedende situatie zag onze Raad
zich genoodzaakt veel van zijn kostbare
tijd te besteden aan klachten over allerlei
onderwerpen, die slechts het gevolg waren
van een nalatige houding van een aantal
Bondsieden: ontbrekende start- en eind
stukken aan doorgezonden filmmateriaal,
niet geretourneerde keuringskaarten, be
schadigde en slecht gelaste films, reclame
materiaal dat door onoordeelkundige be
handeling had geleden en vele kwesties van
gelijksoortige aard, waardoor zowel be-
drijfsgenoten als leden-filmverhuurders no
deloos schade en ongemak werd berokkend.
Te dezer plaatse moge er nogmaals met
nadruk op worden aangedrongen dat ieder
lid voortaan ook deze elementaire verplich
tingen volledig nakomt. Vanzelfsprekend
geeft onze Raad, mede in overleg met het
Bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmver
huurders, gaarne zijn volle aandacht aan de
nodige verbeteringen ter vereenvoudiging
van deze nu eenmaal noodzakelijke werk
zaamheden, doch de medewerking van alle
betrokkenen kan daarbij niet worden ge
mist.
In het jaar 1964 kwam onze Raad vijfmaal
in vergadering bijeen; nadat op 3 maart de
jaarvergadering was gehouden, volgden er
nog vergaderingen op 13 april, 15 juni, 10
november en 14 december. Het Bestuur
kwam eveneens herhaaldelijk bijeen, zowel
ter voorbereiding der ledenvergaderingen
als ter afdoening van verscheidene Be
stuurszaken. Op initiatief van ons Bestuur
werd voorts op 25 mei een vergadering
belegd met het Bestuur van de Bedrijfsaf
deling Filmverhuurders.
In de jaarvergadering werden het door de
Secretaris uitgebrachte jaarverslag-1963,
evenals de door de Penningmeester inge
diende rekening en verantwoording over
het jaar 1963 en de begroting voor het jaar
1964 goedgekeurd onder dankzegging aan
de samenstellers. De vergadering voorzag in
de door het aftreden van de heer L. van
Dommelen ontstane Bestuursvacature door
verkiezing van de heer H. Miedema als
lid van het Dagelijks Bestuur. Daar de heer
Van Dommelen het lidmaatschap van onze
Raad tezelfdertijd had neergelegd, vaardig
de de Afdeling Het Centrum in zijn plaats
de heer Drs C. A. Voskuil af; als opvolger
van de afgetreden heer J. H. Kroon be
noemde de Afdeling Het Oosten de heer
J. S. Thedinga. Onze Raad betuigde de
heren Van Dommelen en Kroon zijn dank
voor de verdienstelijke wijze waarop zij ge
durende een reeks van jaren de aan hun
lidmaatschap verbonden werkzaamheden
hadden verricht.
Het Dagelijks Bestuur van de Raad bestond
aan het eind van het verslagjaar uit de
volgende leden: M. J. W. Peters, Voor
zitter, C. J. Blad, Vice-Voorzitter, W. F.
61