met de gemeente Arnhem en het Rijk in 1969 wederom een zodanige filmmani-
festatie te organiseren.
De algemene ledenvergadering van de Bond pleegt jaarlijks een begrotingspost
vast te stellen ter dekking van de helft van het Bondsaandeel in de kosten van
deze tweejaarlijkse filmmanifestatie, hetgeen derhalve ook in het verslagjaar is
geschied.
Aangenomen, dat de beide andere partners eveneens de nodige fondsen be
schikbaar zullen stellen, zal de traditie van de internationale filmweken in 1969
kunnen worden voortgezet.
Stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek
Het streven van de organisatie om langs collectieve weg de filmbelangstelling en
het bioscoopbezoek, naast de individuele activiteiten van de leden, te stimuleren,
heeft in de naoorlogse werkzaamheid van het Hoofdbestuur een voorname rol
gespeeld. Dit streven komt aan de ene kant tot uiting in een aantal reglementaire
voorzieningen, zoals het Algemeen Bedrij f sreglement, dat eisen stelt ten aanzien
van de uitrusting, inrichting, veiligheid en uiterlijk aanzien van de bioscopen, en
het Reglement op de Geschenkbonnen. Ook de internationale filmweken, waarvan
in het voorgaande reeds is gewaagd, en de instelling van een voorlichtingsdienst
moeten in dit verband speciaal worden genoemd. Ook het bondsorgaan heeft op
dit gebied belangrijk werk verricht, onder meer door middel van artikelen over
architectuur van bioscopen, reclame en service, alsmede door regelmatig verschij
nende beschouwingen over aangelegenheden van technische aard.
Een meer wetenschappelijke benadering van het onderwerpelijke vraagstuk is ge
schied door inschakeling van bureaus voor motivation research en marktonder
zoek, alsmede door statistisch onderzoek. Naast de gebruikelijke werkzaamheid van
I et Bondsbureau op statistisch gebied dient in dit opzicht ook melding te worden
gemaakt van de onderzoekingen die door het Centraal Bureau voor de Statistiek
in samenwerking met de Bond hebben plaats gevonden. Mede als resultaat van
deze werkzaamheid op het gebied van de research is enige jaren geleden een col
lectieve propagandacampagne op touw gezet.
Ongetwijfeld zal ook in de toekomst grote behoefte blijven bestaan aan het tref
fen van maatregelen ter stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek.
Baarbij zal in het bijzonder ook aandacht moeten worden geschonken aan de
research.
De oprichting in 1968 door het Hoofdbestuur van de Stichting Stimuleringsfonds
voor het Film- en Bioscoopwezen moet voor de toekomstige werkzaamheid op het
bewuste terrein van betekenis worden geoordeeld. Deze stichting heeft ten doel het
ontplooien en het bevorderen van stimulerende activiteiten ten behoeve van het
Nederlandse film- en bioscoopwezen, in hoofdzaak dcor het beschikbaar stellen van
gelden, die voor dit doel bevorderlijk kunnen zijn. De instelling van de stichting
is geschied in overleg met het Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschap
pelijk Werk en hangt ten nauwste samen met het besluit van de minister om een
subsidie van 1.100.000,te verlenen voor collectieve activiteiten ten behoeve
van de ontwikkeling van het Nederlandse film- en bioscoopwezen. De minister
heeft besloten genoemd bedrag ter beschikking te stellen van de stichting, wier
bestuur uit vijf personen zal bestaan, door het Hoofdbestuur te benoemen. Daar
bij is de mogelijkheid geopend, dat twee bestuurders worden aangewezen door
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Het Hoofdbestuur