Opnieuw konden de pensioenaanspraken, die vóór 1 januari 1973 zijn verkregen,
met 3% worden verhoogd. Een bijzonderheid was, dat de verbetering niet langer
een voorwaardelijk karakter heeft en dus zonder voorbehoud kon worden toegezegd.
Dat is onder andere mogelijk geworden door een besluit van het bestuur om de
rekenrente van het fonds te verhogen van 3% tot 4%
Ook in het pensioen voor weduwen, die nog geen 65 jaar zijn, kon een verbetering
worden gebracht. Tot nu toe ontvingen zij, zolang zij de 65-jarige leeftijd nog niet
hadden bereikt, een weduwenpensioen ten bedrage van 60% van het ouderdoms
pensioen en pas daarna 70%Van 1 januari 1973 bedraagt het percentage voor alle
weduwen, ongeacht de leeftijd, 70. Het wezenpensioen is naar evenredigheid ver
hoogd van 12% tot 14% van het verzekerde ouderdomspensioen.
Het Bestuur was als volgt samengesteld: W. F. Dubbeldeman, Voorzitter, H. Miede-
ma, Vice-Voorzitter, L. H. Röttger, Secretaris, J. J. v. d. Veer, plaatsvervangend
Secretaris, C. Breyer, H. W. Hagenberg, P. J. N. R. Ooms, W. P. van Santé, D. J. H.
Swart, E. J. Verschueren, Drs. C. A. Voskuil, F. H. W. Weyschedé en H. J. Zwart.
Scène uit „Sjors en Sjimmie en de rebellen" van H. J. van der Linden (Rexfilm).