Studiecommissie Algemeen Bedrijfsreglement
Studiecommissie Centrale Administratie
in 1968 tot stand is gekomen. Bovendien hebben er zich sindsdien nieuwe ontwik
kelingen voorgedaan die repercussies zouden kunnen hebben ten aanzien van de
organisatorische structuur. In de studiecommissie hadden zitting de heren J. Arken
bout, G. F. de Clerck, P. J. N. R. Ooms, J. Th. van Taalingen, J. van Willigen en
Drs. J. Ph. Wolff.
De studiecommissie Bondsstructuur heeft aan het einde van het verslagjaar een
interim-rapport aan het Hoofdbestuur voorgelegd. Met de bestudering van dit rap
port heeft het Hoofdbestuur intussen een aanvang gemaakt.
Gelet op bepaalde problemen die zich bij toepassing van het Algemeen Bedrijfs
reglement hebben voorgedaan, heeft het Hoofdbestuur een studiecommissie in het
leven geroepen die moest onderzoeken, of en in hoeverre door een herziening van
het reglement de problemen in kwestie zoal niet geheel dan toch ten dele zouden
kunnen worden opgelost. In dit verband vond het Hoofdbestuur het raadzaam van
deze gelegenheid gebruik te maken om het reglement in zijn totaliteit onder de
loep te nemen. De studiecommissie bestond uit de heren M. Gerschtanowitz, P. J.
N. R. Ooms, J. Th. van Taalingen en Drs. J. Ph. Wolff.
Het advies van de commissie is in de loop van het jaar aan het Hoofdbestuur uit
gebracht. De bestudering van het advies, waarbij het Hoofdbestuur ook de voor
zitter van de Commissie Nieuwe Zaken, Drs. F. L. Schimsheimer, en de voorzitter
van de Commissie Beroep Nieuwe Zaken, Mr. J. A. van Lanschot Hubrecht heeft
betrokken, was aan het einde van het verslagjaar nog niet afgerond.
Het Bureau van de Nederlandse Bioscoopbond heeft gedurende een aantal jaren
een bureaucomputer in gebruik ten behoeve van de uitvoering van zijn uitgebreide
administratieve taken. Geleidelijk heeft zich de behoefte doen gevoelen aan een
meer uitgebreide informatie dan de computer toelaat. Bij het zoeken naar een
oplossing is de gedachte naar voren gekomen een computer in te schakelen, waar
van ook de leden desgewenst gebruik zouden kunnen maken. Het Hoofdbestuur
heeft in verband hiermede een studiecommissie in het leven geroepen teneinde te
onderzoeken, of het doelmatig is voor de Bond en zijn leden tot een centrale admi
nistratie te geraken. Het college benoemde tot leden van de commissie de heren
J. Arkenbout, A. M. A. de Haan, G. Kalisvaart (lid van de Nederlandse Accoun
tants Maatschap en geassisteerd door Drs. Th. Toenbreker), F. Kronenburg, H.
Miedema, Mr. A. W. R. Strengholt (plaatsvervanger G. Dikhout), J. Th. van Taa
lingen (tevens voorzitter) en Drs. C. A. Voskuil.
Het rapport van de Commissie Centrale Administratie is aan het einde van 1974
bij het Hoofdbestuur ingediend, welk college het rapport thans in studie heeft ge
nomen.