8 MA AND E LIJK SC HE MEDEDEELINGEN. degedeeld, dat het Buma den Minister heeft doen weten, dat het van den ondernomen stap geen heil meer ver wachtte, zoodat de Raadsadviseur hiermede zijn taak als geëindigd beschouwde. Bij de ontvangstbevestiging heeft de Bioscoop-Bond nadrukkelijk laten uitkomen, dat Buma zelfs de moge lijkheid om door onderhandelingen tot formuleering van een arbitrage-overeenkomst te komen, zonder eenig mo tief heeft afgesneden. Dit alles heeft zich afgespeeld in de maanden Juni/ Augustus 1934. Er blijkt overduidelijk uit, dat het uitsluitend Buma is geweest, hetwelk de poging van den Minister om tot arbitrage te komen heeft doen mislukken. Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bio scoop-Bond moet er dan ook tegen opkomen, dat de Minister, wellicht onbewust den indruk heeft,doen ves tigen, dat de mislukking aan den Nederlandschen Bio scoop-Bond te wijten was. Bij de beraadslagingen in de Tweede Kamer hebben verschillende afgevaardigden o.a. laten uitkomen, dat de bioscopen niets betalen, waardoor onwillekeurig de meening zou hebben kunnen postvatten, dat de Bio scoop-Bond onwillig is geweest om iets te betalen. Dit is echter onjuist, hetgeen uit het volgende moge blijken: In de vergadering der Commissie van Overleg, inge steld door den Minister van Justitie, welke op 19 Ja nuari 1934 onder voorzitterschap van den Regeerings- commissaris, den heer De Beaufort, is gehouden, heeft- het lid der Commissie, de heer D. Hamburger jr., die ook Voorzitter is van den Nederlandschen Bioscoop- Bond, een bemiddelingsvoorstel gedaan, hierop neer komende, dat voorloopig als overgang totdat meer klaar heid in de onderhandelingen tusschen Buma en de auteursrechtbetalenden is gekomen, Buma de bedragen heft, die tot dan toe werden betaald. Toen de Regeeringscommissaris vroeg, of de heer Hamburger met dit voorstel bedoelde een .wapenstil stand" aan te bieden aan Buma met de bedoeling tot een vrede te komen, antwoordde de Voorzitter bevestigend, er tevens op wijzende, dat zijn voorstel niet alleen voor den Bioscoop-Bond wordt gedaan, maar voor alle groe pen. Alle groepen in de Commissie van Overleg, zoowel de vertegenwoordigers van het Concertgebouw en an dere concertvereenigingen, als van Horecaf, omroep- vereenigingen, Bond van Koffiehuishouders, gingen met het voorstel van den vertegenwoordiger van den Bio scoop-Bond accoord. Alle auteursrechtbetalenden wilden dus op den ouden voet doorgaan met het betalen van muziekauteursrech- ten, ten einde daarna in een rustige sfeer over de toe komstige tarieven te kunnen spreken. Buma wees deze bereidverklaring van alle groepen van de hand. Het wenscht klaarblijkelijk alles of niets. Hoe 't ook zij, den Nederlandschen Bioscoop-Bond, noch den omroepvereenigingen, koffiehuishouders en ande ren auteursrechtbetalenden treft eenig verwijt over het niet betalen van auteursrechten aan Buma. Uitspraken Commissie van Geschillen. De Eerste Kamer der Commissie van Geschillen van den Neder landschen Bioscoop-Bond heeft in haar op 4 December 1934 ge houden zitting de navolgende uitspraken gedaan: Inzake een geschil van de N.V. Mij. tot voortzetting van de zaken der iirma Willem van Rijn, gevestigd te Amsterdam, contra den heer C. M. van der Linden, exploitant van de Cinema Palace te Hoensbroek, dat aan eischeres (van Rijn) haar vordering voor wat betreft restitutie der door haar voorgeschoten geschilkosten moet worden toegewezen en gedaagde (van der Linden) moet wor den veroordeeld, om aan eischeres te betalen het bedrag der arbi- tragekosten, zijnde 20.zulks op grond van de overweging: dat eischeres aanvankelijk gesteld had, dat zij van gedaagde te vorderen had een bedrag van 20.20, wegens de levering van goe deren, doch dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaning in gebreke was gebleven het gevorderd bedrag aan eischeres te voldoen: dat gedaagde, nadat eischeres het geschil had aanhangig ge maakt, het verschuldigd bedrag aan eischeres heeft betaald, waarna eischeres haar vordering in dezen zin gewijzigd heeft, dat zij resti tutie der door haar voorgeschoten geschilkosten van gedaagde vordert; dat het aan gedaagde, die verschillende sommaties van eischeres tot betaling van het aanvankelijk gevorderd bedrag heeft gene geerd, is te wijten, dat eischeres de kosten voor het aanhangig maken van het geschil heeft gemaakt; dat derhalve de vordering van eischeres voor wat betreft resti tutie der geschilkosten moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten, bedragende 20. Inzake een geschil van de N.V. Mij. tot voortzetting van de zaken der firma Willem van Rijn, gevestigd te Amsterdam, contra den heer J. P. H. Bertram, exploitant van de Cinema Americain te Nieuwenhagen, dat aan eischeres (van Rijn) haar vordering, voor wat betreft restitutie der door haar voorgeschoten geschilkosten moet worden toegewezen en gedaagde (Bertram)- mitsdien moet wor den veroordeeld om aan eischeres te betalen het bedrag der arbi- tragekosten, zijnde 20.zulks op grond van de overweging: dat eischeres aanvankelijk gesteld had, dat zij van gedaagde te vorderen had een bedrag van 18.wegens de levering van goederen, doch dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaning in ge breke was gebleven het gevorderd bedrag aan eischeres te voldoen; dat gedaagde, nadat eischeres het geschil had aanhangig gemaakt, het verschuldigd bedrag aan eischeres heeft betaald, waarna eische res haar vordering in dezen zin gewijzigd heeft, dat zij restitutie der door haar voorgeschoten geschilkosten van gedaagde vordert; dat het aan gedaagde, die verschillende sommaties van eischeres tot betaling van het aanvankelijk gevorderd bedrag heeft geneaeerd, is te wijten, dat eischeres de kosten voor het aanhangig maken van het geschil heeft gemaakt; dat derhalve de vordering van eischeres voor wat betreft resti tutie der geschilkosten moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten, bedragende 20. Inzake een geschil van den heer Louis B. Kagenaar Jr., geves tigd te Utrecht, contra de Wijkvereeniging A., exploiteerende het gebouw Irene te Arnhem, dat aan eischer zijn vordering moet wor den ontzegd met zijn veroordeeling in de arbitragekosten, bedragen de 20.zulks op grond van de overweging: dat eischer stelt, dat hij in opdracht van gedaagde werkzaamheden ter herstelling van electrische apparaten van gedaagde heeft ver richt en daarbij lampen aan gedaagde heeft geleverd, doch dat ge daagde, ondanks herhaalde aanmaning, in gebreke is gebleven het uit dezen hoofde door eischer gevorderd bedrag van 49.22 te vol doen; dat gedaagde zich op het standpunt stelt, dat zij het door eischer gevorderd bedrag niet verschuldigd is, aangezien de apparaten, welke door eischer zijn gerenareerd, geleverd zijn door de firma van den heer D. B. Kagenaar Sr., die bij de levering 2 jaar garantie op deze apparaten heeft verleend, en eischer aanvankelijk deel van deze firma zou hebben uitgemaakt, althans verantwoordelijk zou zijn geweest voor de levering en de garantie van de door bedoelde firma aan gedaagde geleverde apparaten; dat eischer hiertegenover aanvoert, dat hij destijds bij de firma D. B. Kagenaar Sr. slechts in dienstbetrekking is geweest en dus geenerlei verantwoordelijkheid voor de gegeven garantie zou dra gen, doch dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek is ge bleken, dat eischer de leiding heeft gehad van de afdeeling van genoemde firma, speciaal voor wat betreft apparaten als aan ge daagde geleverd, en dat eischer dan ook verantwoordelijk moet worden geacht voor de gegeven garantie, daar bedoelde afdeeling van de firma B. D. Kagenaar Sr. moet worden beschouwd als te zijn dezelfde onderneming, als die, welke thans door eischer wordt geëxploiteerd, hetgeen o.m. hieruit blijkt, dat gedaagde, ten tijde, dat eischer nog bij de firma D. B. Kagenaar was betrokken, op verzoek van genoemde firma de voor de geleverde apparaten verschuldigde bedragen heeft doen overschrijven op de postgirorekening van eischer persoonlijk; dat aan eischer zijn vordering, die voor het grootste gedeelte be trekking heeft op de verrichte reparaties en voor het kleinste gedeelte op geleverd lampenmateriaal, dan ook moet worden ontzegd met zijn veroordeeling in de arbitragekosten, bedragende 20.waarbij de Commissie in aanmerking heeft genomen, dat gedaagde, die eischer slechts verantwoordelijk heeft gesteld voor de nakoming der garan tie, aan eischer lampen, gelijkwaardig aan die, welke eischer aan gedaagde heeft geleverd, wellicht bereid zal zijn terug te geven. De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar op Dinsdag, 4 December 1934 gehouden zitting inzake het door den heer P. Vermeer Jr., eigenaar van het filmverhuurkantoor F.A.N, te Amsterdam aanhangig gemaakt geschil contra den heer A. Cher- moek, exploitant van de Corso Cinema en het Prinses Theater te Rotterdam, uitspraak gegaan, waarbij zij verklaart, dat tusschen partijen op of omstreeks 17 September 1934 een nader in de uit spraak omschreven overeenkomst is aangegaan voor den z.g. ver huur en huur van een aantal films. De Commissie veroordeelt ge daagde (Chermoek) in de kosten van het geschil, bedragende 20. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat eischer stelt, dat hij op of omstreeks 17 September 1934 in

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1935 | | pagina 8