MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN. moet het niet onverklaarbaar worden geacht, dat gedaagden, zij het ten onrechte, in de veronderstelling verkeerden, dat de toestem ming van de N.V. Cinema Royal voor de vertooning dezer film te Haarlem, tevens gold voor de toestemming van eischeres; dat ter zitting van de Commissie van Geschillen tusschen partijen overeenstemming is bereikt omtrent het schadebedrag, hetwelk zij hebben gefixeerd op ƒ350. dat de vordering van eischeres, als zijnde gegrond, dan ook ten deele behoort te worden toegewezen en wel tot een bedrag van 350.een en ander met veroordeeling van gedaagden in de kosten van het geschil, bedragende f 20. De Eerste Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar zit ting van Woensdag, 7 Augustus 1935, de navolgende uitspraken gedaan: Inzake een geschil van den heer P. Vermeer Jr., eigenaar van het Filmverhuurkantoor F.A.N, te Amsterdam contra den heer W. van Dun, exploitant van het City Theater te Tilburg, dat eischers vordering ten deele moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischer te betalen het toegewezen bedrag, waarbij de Commissie heeft bepaald, dat de arbitragekosten, bedragende 20.door beide partijen elk voor de helft moeten worden gedragen. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat eischer stelt, dat hij van gedaagde te vorderen heeft een bepaald bedrag, zijnde de filmhuur (vermeerderd met huur van het reclamemateriaal) van een vijftal films, welke gedaagde vóór 1 Juli 1935 ingevolge een op 30 Januari 1934 tusschen partijen gesloten overeenkomst van eischer had behooren af te nemen, althans de verschuldigde filmhuur had te betalen; dat gedaagde zich erop beroept, dat hij deze films niet van eischer heeft kunnen afnemen, aangezien zij nog niet door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring voor openbare vertooning waren toegelaten; dat eischer hiertegenover aanvoert, dat twee van de vijf films reeds voor openbare vertooning zijn toegelaten en de overige drie films, waarvoor hij herhaaldelijk inzetdata aan gedaagde heeft ge vraagd, eveneens door eischer geleverd konden worden, daar deze films nog slechts behoeven te worden gekeurd, hetgeen onmiddellijk nadat gedaagde een inzetdata voor deze films zou hebben opge geven, had kunnen geschieden; dat de Commissie van oordeel is, dat het beroep van gedaagde althans voor drie van de vijf films gegrond moet worden geacht, daar eischer geen aanspraak kan maken op betaling van filmhuur voor films, waarvan nog niet vaststaat, dat zij door gedaagde had den kunnen worden vertoond, in aanmerking nemende de moge lijkheid, dat die films niet voor openbare vertooning door de Cen trale Commissie voor de Filmkeuring zouden kunnen zijn toegelaten, of althans door de Katholieke Film Centrale, aan wier toezicht ge daagde zich vrijwillig heeft onderworpen, zouden zijn afgekeurd; dat eischers vordering dan ook slechts voor 2/r> gedeelte (de film huur van twee van de vijf films) kan worden toegewezen en ge daagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting dit 2/s gedeelte van het gevorderd bedrag aan eischer te betalen; dat de Commissie uit billijkheidsoverweging beide partijen elk in de helft van de arbitragekosten veroordeelt, daar eischers vordering slechts voor 2/r> gedeelte is toegewezen. Inzake een geschil van de Ufa Maatschappij voor Film- en Bio scoopbedrijf N.V. gevestigd te Amsterdam contra den heer H. te Poel, exploitant van de Emma Bioscoop te Hoensbroek, dat aan eischeres (Ufa) haar vordering moet worden ontzegd met hare veroordeeling in de kosten van het geschil, bedragende 20. zulks op grond van de overweging: dat eischeres stelt, dat gedaagde aan zijn bioscooptheater van 1719 Juli 1935 heeft opgehangen gedeelten van een dagblad, be vattende ongunstige critiek betreffende een door eischeres in Ne derland in omloop gebrachte film, terwijl deze film door een cliënt van eischeres, de Cinema Royal te Hoensbroek, nog moest worden vertoond; dat eischeres van meening is, dat gedaagde deze daad opzettelijk heeft gedaan om eischeres en de directie van de Cinema Royal te Hoensbroek schade te berokkenen, daar het betreffende dagblad nagenoeg niet te Hoensbroek wordt gelezen, en in dezen opzet ook is geslaagd, daar hierdoor aan den goeden naam van eischeres afbreuk is gedaan en de resultaten van de vertooning der betref fende film er ongunstig door zullen worden beïnvloed, op grond waarvan eischeres van gedaagde een schadevergoeding vordert van 500.of zooveel minder als de Commissie billijk oordeelt; dat gedaagde er zich op beroept, dat de betreffende recensie zonder zijn voorkennis aan zijn theater ter publicatie is opgehangen, doch dat dit slechts gedurende twee dagen is geschied, waarna de recensie is verwijderd; dat gedaagde verder heeft aangeboden de betreffende film op dezelfde voorwaarden, als waarop zij aan de directie van de Cinema Royal te Hoensbroek is verhuurd, in zijn theater te vertoonen en zoo noodig het geheele contract, dat tusschen eischeres en die directie is 'gesloten over te nemen, teneinde daardoor alle eventueel veroorzaakte schade voor zijn rekening te dragen; dat eischeres dit aanbod niet heeft aanvaard; dat eischeres er niet in is geslaagd aan te toonen, dat het op hangen der meerbedoelde recensie haar schade heeft veroorzaakt en/of haar goeden naam afbreuk heeft gedaan, ook al moet de Commissie haar ernstige afkeuring over de oncollegiale daad van gedaagde uitspreken; dat aan eischeres haar vordering, als zijnde ongegrond, dan pok moet worden ontzegd met hare veroordeeling in de kosten van het geschil, bedragende 20. Inzake een geschil van het door de N.V. Maatschappij tot Voort zetting van de zaken der firma Willem van Rijn, gevestigd te Amsterdam contra den heer J. K. Rethans, exploitant van het Flora Theater te Delft, dat de vordering van eischeres (N.V. Wil lem van Rijn) moet worden toegewezen en gedaagde (Rethans) mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag alsmede in de geschilkosten bedragende f 20. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie over gelegde bescheiden wordt gestaafd; dat de vordering als zijnde gegrond dan ook behoort te worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld om het gevorderd bedrag aan eischeres te betalen, alsmede in de geschilkosten, be dragende 20. Inzake een geschil van den heer J. H. Moonen, exploitant van de Cinema Royal te Hoensbroek contra den heer H. te Poel, exploi tant van de Emma Bioscoop te Hoensbroek, dat aan eischer (Moonen) zijn vordering moet worden ontzegd met zijn veroordee ling in de kosten van het geschil, bedragende f 20.zulks op grond van de overweging: dat eischer stelt, dat gedaagde aan zijn bioscooptheater van 17 tot 19 Juli 1935 heeft opgehangen een gedeelte van een dagblad, bevattende een ongunstige critiek van een nog door eischer te vertoonen film: dat eischer van meening is, dat gedaagde deze daad opzettelijk heeft gedaan om hem schade te berokkenen, daar het betreffend dagblad nagenoeg niet te Hoensbroek wordt gelezen, en dat eischer dan ook vreest, dat hij bij vertooning van bedoelde film, die een van de voornaamsten uit het desbetreffend contract is, ernstige schade zal lijden, weshalve hij van gedaagde vordert een schadevergoeding van 500.of zooveel minder als de Commissie billijk acht; dat gedaagde zich erop beroept, dat de betreffende recensie zonder zijn voorkennis aan zijn theater ter publicatie is opgehangen, doch dat dit slechts gedurende twee dagen is geschied, waarna de recensie is verwijderd; dat eischer er niet in is geslaagd aan te toonen, dat hij bij ver tooning der betreffende film schade zal lijden als gevolg van het ophangen der meerbedoelde recensie, ook al moet de Commissie haar ernstige afkeuring over de oncollegiale daad van gedaagde uitspreken; dat aan eischer zijn vordering als zijnde ongegrond dan ook moet worden ontzegd met zijn veroordeeling in de kosten van het geschil, bedragende 20. Inzake een geschil van de N.V. United Artists, gevestigd te 's-Gravenhage contra de firma Erven A. W. Smits te Vlissingen, dat de vordering van eischeres (United Artists) moet worden toe gewezen en gedaagde (Smits) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag als mede in de geschilkosten, bedragende f 20.zulks op grond van de overweging: dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge legde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen. Inzake een geschil van de Ufa Maatschappij voor Film- en Bio scoopbedrijf N.V. gevestigd te Amsterdam contra de firma Erven A. W. Smits te Vlissingen, dat de vordering van eischeres (Ufa) moet worden toegewezen en gedaagde (Smits) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag alsmede in de geschilkosten, bedragende f 20.zulks op grond van dezelfde overwegingen als het vooraf gegane geschil. De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar op Woensdag, 14 Augustus 1935 gehouden zitting de navolgende uitspraken gedaan: Inzake een geschil van de N.V. Nederlandsche Maatschappij voor Cinematografie, Filmfabriek „Polygoon", gevestigd te Haarlem, contra den heer W. A. C. M. van Dijk, exploitant van de Concert zaal Sound Bioscoop", te Zierikzee, wonende Monumentstraat 8 te Tilburg, dat de vordering van eischeres (Polygoon) moet worden toegewezen en gedaagde (van Dijk) mitsdien moet worden veroor deeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd be drag, alsmede in de kosten van het geschil, bedragende 20. zulks op grond van de overweging: dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie beeft gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet on rechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge legde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Ledenbulletin en maandelijkse mededelingen | 1935 | | pagina 6