MAANDELIJKSCHE M E D EDEELINGEN.
Het Hoofbestuur heeft in zijn vergadering van Dins
dag, 5 Mei 1936 eveneens besloten ingevolge artikel
17b der Staten de straf van boete tot een bedrag van
50.op de N.V. Filmafdeeling der K. S. A. toe te
passen, zulks op grond van het navolgende:
kan bieden, zonder daarbij op eenigerlei wijze direct noch indirect
de exploitaties van zijn collega's te betrekken en derhalve een boete
van ƒ250.overeenkomstig art. 17b der Statuten aan den heer
Croonenberg heeft opgelegd, waarmede het Hoofdbestuur tevens
een waarschuwend voorbeeld heeft willen stellen.
dat op 26 Januari 1936 in het Rectoraatsgebouw te Brunssum
een openbare bioscoopvoorstelling is gegeven, waarbij o.m. vertoond
is de film „Lourdes, de heilige stad", welke door de K.S.A. voor
deze voorstelling was afgestaan;
dat dit Rectoraatsgebouw niet door een lid van den Bond ge
ëxploiteerd werd en ook niet was geplaatst op de z.g. „Lijst van
Geen Bezwaar" als bedoeld in het sub. 6e. van het Bondsbesluit
d.d. 11 Februari 1935, waarin is bepaald, dat het aan alle leden
van den Bond verboden is films ten verhuur (in den zin van artikel
I van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van
Films), verkoop of gebruik af te staan aan of ten behoeve van
een persoon of zaak (alle soorten zedelijke lichamen inbegrepen),
die geen lid is van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en niet staat
vermeld op de z.g. „Lijst van Geen Bezwaar";
dat uit het vorenstaande volgt, dat de K.S.A. in strijd heeft ge
handeld met het Bondsbesluit d.d. 11 Februari 1935;
dat de K.S.A. zich erop beroept in de veronderstelling te hebben
verkeerd, dat in het Rectoraatsgebouw te Brunssum een voorstelling
in besloten kring zou worden gegeven, doch dat dit beroep onge
grond moet worden geacht, eerstens omdat de betreffende voorstel
ling voor het publiek toegankelijk was en tweedens omdat de
K.S.A., ook indien zij films voor de vertooning in besloten kring
had willen leveren, hiervoor vooraf toestemming aan het Hoofd
bestuur had behooren te vragen, hetgeen niet geschied is;
dat dit laatste juist de bevreemding van het Hoofdbestuur te
meer heeft opgewekt, daar de K.S.A. eenigen tijd vóór de ge
wraakte voorstelling in het Rectoraatsgebouw te Brunssum aan
het Hoofdbestuur verzocht heeft het R.K. Patronaatsgebouw in
dezelfde gemeente op de Lijst van „Geen Bezwaar" te plaatsen, op
welk verzoek het Hoofdbestuur bij schrijven dd. 2 December 1935
afwijzend heeft beschikt;
dat mitsdien wegens overtreding van het Bondsbesluit dd. 11
Februari 1935 artikel 17b der Statuten op de K.S.A. moet worden
toegepast en haar de straf van boete tot een bedrag van 50.
moet worden opgelegd waarbij het Hoofdbestuur in aanmerking heeft
genomen dat bij besluit van 15 Januari 1935 terzake van film
levering aan een geboycot gebouw te Panningen reeds art. 17b
der Statuten op de K.SA. is toegepast.
Uitspraken Commissie van Geschillen.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) heeft in haar zit
ting van Woensdag 18 Maart 1936 de volgende uitspraken gedaan:
Inzake het door de N.V. Filma, gevestigd te Amsterdam op 25
Februari 1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer E. Nap,
vroeger exploiteerende de Almelosche Bioscoop te Almelo en de
Cinema Palace te Hengelo, dat de vordering van eischeres (Filma)
moet worden toegewezen en gedaagde (Nap) mitsdien moet wor
den veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het
gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedra
gende ƒ20.zulks op grond van de overweging.
dat eischeres stelt, dat zij op 17 April 1934 een overeenkomst voor
den verhuur en huur van een bepaald aantal films met gedaagde
heeft afgesloten doch dat gedaagde in gebreke is gebleven haar een
bedrag van zijnde de filmhuur van een aantal nog niet door
hem afgenomen films, vóór den expiratiedatum der overeenkomst,
zijnde 1 Mei 1935 af te nemen, weshalve zij van gedaagde vordert
betaling van f
dat gedaagde hiertegenover aanvoert, dat de heeren L. J. Lie-
venboom en L. M. Serphos, aan wie hij vanaf 28 Februari 1936
zijn theaters te Hengelo en Almelo heeft verhuurd, alle door hem
ten behoeve van deze theaters afgesloten filmcontracten hebben
overgenomen en dus voor de betaling van het door eischeres ge
vorderd bedrag aansprakelijk zijn;
dat eischeres hiertegen aanvoert, dat genoemde heeren Lieven-
boom en Serphos slechts van gedaagde hebben overgenomen de
filmcontracten, voor zoover die nog niet zijn geexpireerd, doch dat
het contract, waarop de tegen gedaagde ingestelde vordering steunt,
reeds op 1 Mei 1935 is geexpireerd, zoodat genoemde heeren niet
aansprakelijk zijn voor deze vordering;
dat gedaagde in gebreke is gebleven zijn stelling, dat de heeren
Lievenboom en Serphos het contract, waarop de vordering van
eischeres steunt, van hem zouden hebben overgenomen, met be
wijzen te staven en dat deze stelling dan ook ongegrond moet wor
den geacht;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de vordering van eischeres,
welke overigens niet door gedaagde is betwist en welke door de
aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd, dan ook
gegrond moet worden geacht;
dat dus de vordering van eischeres moet worden toegewezen en
gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan
eischeres te betalen het gevorderd bedrag a alsmede in de
geschilkosten.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) heeft in haar zitting
van Woensdag, 25 Maart 1936 de volgende uitspraken gedaan:
Inzake het door de N.V. Filma, gevestigd te Amsterdam op 4
Maart 1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer R. Croo
nenberg, exploitant van het Centraal Theater te Helmond, dat aan
eischeres (Filma) haar vordering moet worden toegewezen en ge
daagde (Croonenberg) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen
kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag, alsmede
in de geschilkosten, bedragende 20.zulks op grond van de
overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft
gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet on
rechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
Inzake het door de N.V. Haghe Film, gevestigd te 's-Graven-
hage op 16 Maart 1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer
H. Alsem te Amsterdam, dat aan eischeres (Haghe Film) haar vor
dering moet worden toegewezen en gedaagde (Alsem) mitsdien
moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen
het gevorderd bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende
ƒ20.zulks op grond van de overweging:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft
gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet on
rechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
Inzake het door de N.V. City Film, gevestigd te 's-Gravenhage
op 11 Maart 1936 aanhangig gemaakt geschil contra de heeren L. J.
Lievenboom en L. M. Serphos, exploitanten van het Alhambra
Theater te Enschedé, dat de vordering van eischeres behoort te wor
den toegewezen en gedaagden mitsdien moeten worden veroordeeld
om uiterlijk op 15 April 1936 aan eischeres te betalen het gevorderd
bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende 20.zulks op
grond van de overweging:
dat gedaagden geenerlei verweer ter kennis van de Commissie
hebben gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie
niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overge
legde bescheiden wordt gestaafd;
dat eischeres zich bereid heeft verklaard gedaagden alsnog tot
15 April 1936 uitstel van de betaling van het gevorderd bedrag
te verleenen, waarvan de Commissie in het belang van gedaagden
dankend nota heeft genomen;
dat dan ook de vordering van eischeres behoort te worden toe
gewezen.
Inzake het door de N.V. Netherlands Fox Film Corporation,
gevestigd te Amsterdam op 3 Maart 1936 aanhangig gemaakt
geschil contra de heeren L. J. Lievenboom en L. M. Serphos,
exploitanten van het Alhambra Theater te Enschedé, dat de vordering
van eischeres (Fox) behoort te worden toegewezen en gedaagden
(Lievenboom en Serphos) mitsdien moeten worden veroordeeld om
het gevorderd bedrag a ƒ310.alsmede de geschilkosten, be
dragende 20.aan eischeres te betalen, zulks op grond van de
overweging:
dat gedaagden geenerlei verweer ter kennis van de Commissie
hebben gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie
niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie over
gelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat dan ook de vordering behoort te worden toegewezen.
Inzake het door den heer Ed. Pelster te Amsterdam op 2 Maart
1936 aanhangig gemaakt geschil contra den heer Jos Herberichs,
exploitant van het Hollandia Theater te Kerkrade, dat eischers
vordering moet worden toegewezen en gedaagde (Herberichs) mits
dien moet worden veroordeeld om aan eischer te betalen het ge
vorderd bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende f 20.
met dien verstande, dat de betaling van dit bedrag zal geschieden
in wekelijksche termijnen van 5.met de bepaling, dat, indien
gedaagde met de betaling van eenigen termijn in gebreke blijft,
zonder nadere sommatie de boycot te zijnen opzichte zal worden
uitgevaardigd
Deze uitspraak is gegrond op het navolgende:
dat gedaagde geenerlei verweer ter kennis van de Commissie heeft
gebracht, terwijl de ingestelde vordering aan de Commissie niet
onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan de Commissie over
gelegde bescheiden wordt gestaafd;
dat eischer ermede accoord is gegaan, dat gedaagde het gevor
derd bedrag in wekelijksche termijnen van 5.betaalt, waarvan
de Commissie in het belang van gedaagde dankend nota heeft
genomen;