DE MINIMUM ENTREEPRIJZEN VASTGESTELD
De onderscheidene P. C. Colleges, als bedoeld
in het Minimum-Prijzen-Reglement, zijn tijdig, dit
is dus vóór den voorgeschreven datum van 1 Sep
tember, gereed gekomen met de voorloopige vast
stelling van minimumprijzen, geldende zoowel voor
alle permanente bioscopen als voor alle voorstel
lingen van reizende bioscopen.
De benoodigde kennisgevingen, in totaal circa
700, bevinden zich reeds in het bezit van leden en
functionarissen.
Zooals bekend mag worden verondersteld, is
deze eerste vaststelling een voorloopige, omdat
art, 8 van het betreffend Reglement bepaalt, dat
de voor de eerste maal in eenig jaar door een
P. C. College gemaakte vaststelling van minimum
prijzen steeds een voorloopige is; zij wordt eerst
definitief op Vrijdag 24 September a.s., behoudens
bezwaren der betrokkenen.
Het kan intusschen zijn nut hebben nog met een
enkel woord uiteen te zetten, wat er nu precies
is vastgesteld. De wijze, waarop sommige formu
lieren waren ingevuld, doet het n.1. betwijfelen of
wel overal het begrip minimumprijs op de juiste
wijze is opgevat, laat staan de consequenties vol
doende zijn overzien.
Het Reglement spreekt uitsluitend van „mini
mum-entreeprijs", dus van geen anderen. Wan
neer nu voor een bepaalde bioscoop in een bepaal
de gemeente voor de avondvoorstelling b.v. een
minimum-entreeprijs is vastgesteld van laat ons
zeggen 30 cent, en het aantal plaatsen, waarvoor
deze minimumprijs geldt op 100, dan beteekent
zulks, dat de laagste entreeprijs, welke mag wor
den geheven voor de avondvoorstelling, niet be
neden de 30 cent kan liggen en dat daarvan geen
grooter aantal kan worden uitgegeven dan het
welk hiervoor is vastgesteld, n.1. 100. De toe
gangsprijzen voor de overige plaatsen moeten van
zelfsprekend boven dit minimum liggen. Hoe men
de progressie van de overige rangen wenscht vast
te stellen en welke variatie men daarin wenscht
aan te brengen is een zaak, waarin iedere exploi
tant volkomen vrij blijft, zij staat geheel buiten den
minimumprijs, altijd natuurlijk voor zoover zij niet
met den minimumprijs in strijd komt.
Het Reglement zegt in art. 7 dan ook uitdruk
kelijk, dat het verboden is om bij of naar aanlei
ding van de uitgifte van toegangsbewijzen tot hoo
gere dan de vastgestelde minimumprijzen op wel
ke wijze ook faciliteiten te verleenen, waardoor
de toegangsprijs daalt onder den vastgestelden
minimumprijs.
Zij, die verzocht hebben op hun minimum-
entreeprijzen een uitzondering te mogen maken
voor z.g. populaire vertooningen, reprise-vertoo-
ningen of werkloozen-voorstellingen of wel voor
toelating van kinderen tegen half geld, hebben niet
begrepen, wat onder den „minimumprijs" wordt
verstaan.
Wanneer als laagste prijs bijv. het zooeven ge
noemde bedrag van 30 cent is vastgesteld, dan is
het logisch, dat geen toegangsbewijzen voor de
bewuste voorstellingen tegen 25, 20 cent of nog
minder kunnen worden verkocht. Een afzonderlijke
vaststelling van prijzen voor bedoelde voorstellin
gen zou trouwens in strijd zijn met het Minimum-
Prijzen-Reglement. Dit kent immers wel afzonder
lijke minimumprijzen voor permanente, reizende en
journaalbioscopen, alsmede voor ochtend-, avond-,
middag- en kindervoorstellingen, doch niet voor
z.g. populaire, reprise- of werkloozenvoorstel-
lingen.
Natuurlijk blijft men geheel vrij, in de toekomst
deze voorstellingen te geven, mits men maar niet
beneden den vastgestelden minimumprijs komt.
Hetgeen ten aanzien van de prijzen voor avond
voorstellingen is opgemerkt, geldt mutatis mutan^
dis precies zoo voor de ochtend-, middag- en kii
dervoorstellingen. Wat de werkloozenvoorstellin-
gen aangaat, zij opgemerkt, dat men, indien men
in overleg met plaatselijke autoriteiten b.v. af en
toe gratis voorstellingen geeft, zulks ook in de
toekomst geoorloofd blijft. De voorstellingen moe
ten dan inderdaad geheel gratis zijn. Zoodra en
tree wordt geheven, behooren de prijzen in over
eenstemming te zijn met het reglement, d.w.z. be
hoort de beslissing der Prijzencommissie ten aan
zien van den minimum-entreeprijs en het daarvoor
vastgestelde aantal plaatsen in acht genomen te
worden.
Het zal zijn opgevallen, dat door de Prijzen-
Commissie zoo weinig mogelijk is ingegrepen in
den bestaanden exploitatietoestand. Nagenoeg
nergens zijn de prijzen verhoogd, doch integendeel
is bijna voor iedere gemeente geaccepteerd, het
geen redelijkerwijze door de betreffende exploitan
ten werd verlangd. Slechts in enkele gevallen,
waar van een exces gesproken kon worden, is de~.
prijs zoodanig verhoogd, dat hij economisch
verantwoorden was.
In sommige gevallen is zelfs een lagere mini
mumprijs moeten worden vastgesteld dan was ver
langd, zulks met het oog op de ter plaatse be
staande verhoudingen. Een en ander kon geschie
den, omdat niet van een abnormalen toestand
sprake was.
Wij behoeven natuurlijk niet te zeggen, dat de
betreffende exploitanten volkomen vrij blijven een
hoogeren minimumprijs aan te houden.
ledere exploitant dient zich te realiseeren, dat
na 24 September a.s. zijn prijzen in overeenstem-
ming^moeten zijn met de gemaakte vaststelling en
dat vanaf dien datum stipt de hand zal worden
gehouden aan het betreffend reglement en de
naleving daarvan regelmatig zal worden gecon
troleerd. Wij doen daarom een beroep op allen,
om met dezelfde correctheid, waarmede zij de