tens de Lijst van Geen Bezwaar gegeven worden in bioscopen, die niet permanent zijn. De Bondsdirecteur antwoordt, dat art. 1 zoodanig zal worden geredigeerd, dat daarin tot uiting komt, dat het reglement zal gelden voor alle filmvoorstellingen, waarvoor entreeprijzen worden geheven. Bovendien zullen plaatsingen op de Lijst van Geen Bezwaar slechts geschieden onder voor waarde, dat het reglement in acht wordt genomen. Besloten wordt art. 1 A als volgt te wijzigen: Onder „prijzen" worden in dit Reglement ver staan toegangsprijzen met inbegrip van Vermake- lijkheidsbelasting, die geheven worden voor film voorstellingen zoowel in permanente als van rei zende bioscopen. Art. 1 F is als volgt gewijzigd: Onder „Minimumrang" wordt in dit Reglement verstaan het totaal aantal plaatsen, waarvoor in gevolge het Minimum-Prijzen-Reglement de mini mumprijzen zijn vastgesteld. Voorts zal art. 3 moeten worden aangevuld, daar hier geen rekening is gehouden met de uit zondering, dat voor kinder- en ochtendvoorstel lingen geen progressie in acht behoeft te worden genomen. Deze toevoeging luidt als volgt: „dit is echter niet noodig voor ochtend-voor stellingen en voorstellingen, die speciaal voor kin deren min of meer geregeld op bepaalde dagen worden gegeven", De heer A, de Jong (Rotterdam) vraagt, of vereenigingen, die 's Zondagsochtends voorstel lingen organiseeren tegen toegangsprijzen beneden 50 cent, zoodat zij geen vermakelijkheidsbelasting behoeven te betalen, buiten de bepalingen van het reglement vallen. De Bondsdirecteur antwoordt ontken nend. De heer H a r t w ij k merkt op, dat de Zater dagmiddagvoorstelling voor een kleine stad het zelfde is als de ochtenvoorstelling voor de groote steden. Zal met deze omstandigheden rekening worden gehouden? De Bondsdirecteur geeft in overweging voor dergelijke gevallen den Afdeelingsraad te doen uitmaken de redelijkheid van de toe te passen progressie, De artikelen 1 tot en met 3 worden goedge keurd. De heer Alter vreest, dat artikel 4 niet vol doende waarborg biedt, dat het onderzoek volledig is. Spreker zou liever zien bepaald, dat, wanneer zulks noodig mocht blijken, een erkend accountant kan worden opgedragen een onderzoek in te stellen. De Bondsdirecteur deelt mede, dat de Afdeelingsraad, resp. het Hoofdbestuur belang hebbenden zullen hooren. Wanneer zulks niet mocht bevredigen kan rechtstreeks een' onderzoek worden ingesteld. Dit behoeft niet zoo ingewik keld te zijn om progressie en prijsberekening te kunnen vaststellen, De heer Van B i e n e (Amsterdam) geeft, ten einde een onderzoek onnoodig te maken, in over weging om, evenals zulks bij vele bioscopen- in het buitenland het geval is, boven of naast de loketten behalve de entreeprijzen ook het aantal plaatsen van iederen rang bekend te maken. De heer Alter handhaaft zijn bezwaren tegen de redactie van artikel 4. Dit artikel wordt ver volgens goedgekeurd. Met betrekking tot artikel 5 vraagt de heer Alter den termijn van drie maanden, gedurende welken een progressie moet hebben gegolden al vorens gewijzigd te worden, terug te brengen tot één maand, Nadat de Bondsdirecteur namens het Hoofdbe stuur heeft medegedeeld, dat zulks niet mogelijk is, wijl ook in het Minimum-Prijzen-Reglement de betreffende termijn op drie maanden is gesteld, wordt art. 5 goedgekeurd. Ten aanzien van art. 6 bepleit de heer Alter een duidelijkere redactie. Spreker zou verplichting tot bekendmaking van toegangsprijzen, alsmede het verbod van reductie in twee afzonderlijke arti kelen willen zien ondergebracht. Spreker vraagt opheffing van de gemaakte restrictie, door de woorden: „Behalve voorzoover zulks is toegestaan etc." te schrappen. De Bondsdirecteur deelt naar aanleiding van .de gemaakte opmerkingen mede, dat het de bedoeling is tot een coördinatie van Minimum prijzen-reglement en Prijsbescherming-reglement te geraken, zoodra de Ledenraad in functie is. Zeer waarschijnlijk zal dan aan de verschillende bezwaren tegemoet gekomen worden. Uit artikel 6 blijkt overigens zeer positief, dat het verboden is reductiebiljetten uit te geven. Spreker hoopt, dat de heer Alter ook met het slot van het artikel mede zal gaan. Het Hoofdbestuur kan het verbod van reductie niet al te straf redigeeren, omdat alle verbintenissen en usances ter zake aan dit college niet bekend zijn. De heer A. Leipziger (Den Haag) sluit zich aan bij het betoog van den heer Alter. Nadat eenige leden van repliek hebben gediend, wijst de Bondsdirecteur er op, dat het reglement geenszins beoogt de exploitanten te binden aan bepaalde prijzen. Alleen wanneer men de redelijk heid niet in acht neemt wordt ingegrepen. Na eenige discussie wordt besloten de oorspron kelijke redactie van artikel 6 te handhaven, doch op den voorlaatsten regel voor „of" het woord „en" te plaatsen. Artikel 7 wordt vervolgens goedgekeurd, even als artikel 8, nadat dit laatste als volgt is ge wijzigd: „Vrijbiljetten mogen slechts worden gegeven aan personen uit hoofde van hun bedrijf, beroep, 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 12