publiek :.nede te deelen, dat men ten behoeve van de clientèle van den kantoorboekhandel het theater voor eenige maanden had gehuurd en dat deze clientèle toegang had „voor 12 cent per persoon en achter in de zaal voor 12 5 cent voor ver plicht programma". Wel een aardig staaltje van de toestanden, welke toentertijd op film- en bio scoopgebied heerschten. Dat zijn zwager-collega nog eens geroepen zou worden aan het hoofd te staan van een organisnte, die op het gebied van bedrijfsordening baanbre kend en toonaangevend werk zou verrichten, o.m. zich uitend in een reglementeering van den mini mum entreeprijs voor bioscopen alsmede in een gereglementeerde prijsbescherming, kon de heer Lorjé destijds natuurlijk evenmin vermoeden als zijn collega zelf. Hoe het zij, de vondst van den heer Lorjé sloeg in en in weinige dagen liep het storm. In 1914 reeds moest het bioscoopje worden verbouwd. Het uitbreken van den wereldoorlog legde het werk tijdelijk stop, waardoor groote tegenvallers ontstonden. Tenslotte kon opnieuw worden geopend en ter geruststelling kunnen we eraan toevoegen, dat bij deze gelegenheid de entreeprijs reeds op 22 cent werd gesteld. De geweldige belangstelling noopte een jaar later opnieuw tot verbouwing, bestaande uit een uitbreiding met „100 loge-plaatsen a 35 cent". Voor dien tijd en voor een dergelijk theater een gewaagde prijsverhooging. De belangstelling nam intusschen voortdurend toe, zelfs zóó, dat voor den aanvang der voorstel lingen zes tot zeven agenten moesten assisteeren. De ondernemers waren er intusschen op bedacht hun bedrijf voortdurend uit te breiden, tot in 1919 de laatste en grootste verbouwing volgde. Gedu rende vijf maanden werd er toen gedraaid in den Utrechtschen Stadsschouwburg. In 1921 kwam dit theater, dat voorloopig dooi den heer Hamburger en diens compagnons werd verder geëxploiteerd, in handen van de Trust. In dat jaar trad de heer Lorjé uit de combinatie. In 1926 werd in Arnhem een bestaande bioscoop overgenomen, welke al spoedig zoodanig werd geëxploiteerd, dat zij voor de stad toonaangevend werd. Van dat oogenblik af dateert de groote ex- pensie! In 1927 volgden in combinatie met den heer Maas het Rembrandt Theater te Haarlem en het Rembrandt Theater te Eindhoven. Op 19 Mei 1928 werd het concern uitgebreid met een twee-tal bioscopen, als gevolg eener combinatie met den heer M. Desmet in Eindhoven. Op 12 October van dat jaar kwamen er te Arnhem twee bioscopen bij. In 1930 nam men het Rembrandt Theater in Venlo in exploitatie, welk theater in 1934 overgenomen werd door den heer W. P. Peters, terwijl in 1931 de Cinema Palace te Haarlem aan het bestaande aantal werd toegevoegd. Zij terloops vermeld, dat de onderneming in 1933 een ernstig verlies leed door het overlijden van den heer Adam, die van den beginne af in de onderneming geïnteresseerd was. De jongste uitbreiding van de onderneming van den heer Hamburger dateert van 1936, in welk jaar het „Arnhems Theater" in Arnhem in ex ploitatie genomen werd. Zoo is het Hamburger Concern geworden tot wat het is. Dank zij zijn beleid en dat zijner naaste mede werkers beschikten de groote provinciale gemeen ten reeds jaren geleden over bioscopen, die zich in velerlei opzicht konden meten met hetgeen er destijds in de hoofdsteden van het land op het gebied van theaterexploitatie te zien was. Behalve door vooruitstrevendheid en breedheid van blik kenmerkte zich dit beleid door een groote mate van soliditeit en voorzichtigheid. Men hield rekening met de toekomst. Ieder jaar werd er van de winst behoorlijk gereserveerd, opdat geregeld vernieuwingen en verbeteringen konden worden aangebracht en zoo noodig de stooten van een minder goeden tijd konden worden opgevangen. Ook uit de wijze van exploitatie, uit de verzor ging van de programma's, spreken voortdurend een distinctie, een smaak, een liefde voor de film, welke de kwaliteiten verraden van hem, die de organisator van dit rJ.les is. Het zou interessant zijn te weten, welk een duizelingwekkend aantal meters film in al die jaren zijn gejaagd door de gezamenlijke projectie toestellen van de Hamburger Theaters. Meer belangwekkend is het te mogen vaststellen, dat er steeds naar gestreefd is met de maatschap pelijke en artistieke ontwikkeling van de film ge lijken tred te houden, ja, haar zoo noodig te be vorderen. Door zijn correctheid in zaken, door zijn onge-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 7