Weliswaar zijn pogingen gedaan om tot een oplossing te komen, maar de „alles of niets"-tactiek, welke door de directie van het geconcessionneerde muziekauteursrech- tenbureau nog steeds is toegepast, deed al dit pogen falen. De tijd heeft intusschen niet stilgestaan. Met rassche schreden is de ontwikkeling van de film voortgegaan; zij heeft in den loop der jaren een heel ander aanzien, een heel andere beteekenis, een heel ander wezen gekregen, dan zij vroeger had. De stomme film met het begeleidend strijkje vanuit den orkestbak is teruggetreden in het verleden. Stormenderhand heeft de geluidsfilm de wereld veroverd en op haar beurt als zoodanig reeds een veelbeteekenende evolutie doorgemaakt. Was zij aanvankelijk met geluid overladen, zoodat er meer geluid dan film was en het dikwijls den schijn had of de film gemaakt was terwille van het geluid, langzamerhand is de film de kinderziekten van haar technische vernieuwing te boven gekomen, geleidelijk heeft het geluid de plaats ingenomen, welke het toebehoort, is de film met het geluid vereenzelvigd, zijn beeld, beweging, geluid ineengesmolten en verpuurd tot het eigene rhythme van het optische kunstgewrocht, dat film is. De muziek in de film is een bouwstof geworden van de film, een element, zoodanig opge nomen in de wezenseenheid van het filmwerk, dat dit laatste zonder dat onderdeel geen bestaansrecht meer zou hebben. De muziek in de film is niet meer illustratief, zij is mede film geworden en behoort als zoodanig tot het ondeelbaar maaksel van den uiteindelijken vervaardiger van het geheel, den producent, wien dientengevolge alle rechten, geene uitge zonderd, toekomen. Kortgeleden nog is dit standpunt bevestigd door een uitspraak van het hoogste Rechtscol lege in Finland. Elders zijn de meeningen hierover verdeeld. Ons standpunt, dat een geluidsfilm is een „verzamelwerk" als bedoeld in art. 5 van de Nederlandsche auteurswet, dat is tot stand gebracht naar het ontwerp en onder leiding en toezicht van den producent, aan wien dus volgens dat artikel het uitsluitend auteursrecht op de film toekomt, wordt ook in de litteratuur, zoowel in als buiten Nederland meer en meer ingenomen en wij twijfelen er niet aan, of het zal tenslotte ook in de Nederlandsche rechtspraak zegevieren. Zooals bekend zijn er verschillende procedures over de onderwerpelijke kwestie hangende. Het recht heeft te dezer zake nog steeds niet zijn loop gehad, doch wij meenen den eind uitslag met een zekere mate van vertrouwen tegemoet te mogen zien. Idealen. De bemoeiingen van het Hoofdbestuur ten gunste van het film- en bioscoopbedrijf in het algemeen zijn in den loop der laatste jaren zóó talrijk geweest, dat dit overzicht gevaar zou loopen een dorre opsomming te worden.wanneer ze hier alle werden gereleveerd. Volstaan wij slechts met er nog melding van te maken, dat de Bond zich eenige jaren geleden meermalen op internationaal terrein bewogen heeft. Echter heeft hij zijn ideaal om te komen tot een internationale federatie van organisaties op het gebied van het film en bioscoopbedrijf nimmer verwezenlijkt mogen zien om de eenvoudige reden, dat nage noeg geen land ter wereld een organisatie heeft, waarin, zooals in den Nederland- schen Bioscoop-Bond, heel het film- en bioscoopbedrijf vereenigd is. Dit is te betreuren, te meer, waar er geen bedrijf is, zoo internationaal van karakter als het onderhavige. Het gemis van een dergelijke organisatie wordt des te meer gevoeld, nu zich vraagstuk ken voordoen als die van het muziekauteursrecht, de smalfilm en de televisie. Wat de twee laatste betreft, de Bond heeft deze, dank zij een tijdige en diepgaande bestu- 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 13