Was het wonder, dat velen de bioscoop slechts zagen als een soort kwaad, dat men
met verbod en belasting, met keuring en politieke dwarsbomen] het bestaan moest ver
zwaren, indien al niet geheel onmogelijk maken?
Sommigen, wat ruimer van blik, waagden het voor de bioscoop, niet zoals hij was, maar
zoals hij kon zijn, in het krijt te treden.
Het werk van de bioscoopmenschen
Doch als er één groep is, die zich een zeer groot deel van de eer mag toerekenen de
bioscoop opgeheven te hebben tot de grote hoogte, waarop hij zich thans bevindt, dan
zijn het die veel gesmade film- en bioscoopmensen, die natuurlijk hun zakelijke
belangen nimmer uit het oog mochten verliezen, doch die tegelijkertijd ontzaglijk veel
hebben gedaan voor de verheffing van het filmwezen in ons vaderland.
Dat Nederland steeds vooraan is gegaan met het stichten van prachtige bioscopen, dat
in ons land de allerbeste filmproducten dadelijk na de verschijning op de programma's
prijken, dat er in het bedrijf geordende (volgens sommigen zelfs wel eens wat al te
zeer geordende) toestanden heersen, dat de wettelijke voorschriften er behoorlijk wor
den nageleefd, dat het optreden van de bedrijfsleden zowel onderling als naar buiten
meestal aan de eisen der welvoeglijkheid voldoetdat alles is tot stand gebracht
door de vakgenoten zelf, verenigd in een straf-georganiseerde bond, de Nederlandse
Bioscoopbond; dat alles is aan de „standing" van het bioscoopbedrijf in ons land dui
delijk ten goede gekomen en heeft het opgeheven van een zuivere vermaaksinstelling
tot een cultuur-instituut van eminente betekenis.
Wat de Bioscoopbond in de twintig jaren van zijn bestaan voor zijn leden tot stand
bracht, hoe hij steeds voor hun belangen op de bres heeft gestaan, hoe hij orde gescha
pen heeft in de vroeger lang niet altijd fraaie zakelijke toestanden in het bedrijf, hoe hij
de bestaans- en rechtszekerheid voor zijn leden bevorderde en verdedigde, dat alles
is voor de betrokkenen zeker hoogst belangrijk en geeft hun alle reden, om dit twintig
jarig feest met grote opgewektheid te vieren.
Doch ons, belangstellende buitenstaanders, interesseert veel meer, wat de organisatie
deed als representante van het bedrijf naar buiten. En dan zien wij, naast alles wat
ik in de voorlaatste alinea opnoemde, de goed-ingerichte filmfabrieken voor journaals,
documentaires, wetenschappelijke- en reclamefilms, de twee voor Nederland represen
tatieve filmstudio's (hopen we, dat ze spoedig veel en goed werk mogen krijgen!), de
voortreffelijk georganiseerde filmverhuurkantoren, de zowel aesthetisch als technisch en
hygiënisch uitstekende theaters.
Dan zien we ook, wat de Bioscoop-Bond bij menige gelegenheid, met terzijde stelling van
de directe belangen zijner leden, deed voor de belangen van land en volk, als in tijden van
vreugde of in dagen van leed een beroep op zijn medewerking werd gedaan.
Dan zien we naar het hoge duin bij Bergen aan Zee, waarop als een schoon bewijs van
offeringsgezindheid het Bio-Vacantie-Oord is verrezen, een monument van naastenliefde,
waarop de Nederlandse Bioscoopbond met alle recht trots mag zijn.
Is nu alles in het film- en bioscoopbedrijf in Nederland zo goed als het slechts zou kun
nen zijn? Dat is het zeker niet en wij weten zeker, dat de leiders van het bedrijf, de be
stuurders van de Nederlandse Bioscoop-Bond, dit ten volle beseffen. Nog is er hét een en
ander, dat voor verbetering vatbaar is, doch in het vele, dat reeds werd tot stand gebracht
vinden wij de zekerste waarborg voor een gestadig voortschrijden in de richting der vol
making.
Als wij één wens ten slotte mogen uiten, dan is het deze: dat de Bond bereid zal zijn bij
voortduring en nadrukkelijk zijn steun te verlenen aan alles, wat kan strekken tot bevor
dering van de culturele waarde van de film, opdat deze nog meer dan tot heden zal kun
nen dienen tot opvoeding en verheffing van het volk van Nederland.
15