BIOSCOOP-BEDRIJF EN FISCUS DOOR PROF. D^. H. W. C. BORD E WIJK Wie klaagt er niet over „de" belastingen? Het verschijnsel is zóó algemeen, dat afstom ping der ontvankelijkheid, ook waar de klachten billijk zijn, geenszins een denkbeeldig gevaar is. Inzonderheid wordt het gevoel van wrevel over al die jeremiades een belemme ring om tot recht en billijkheid, cl.i. tot hervorming op belastinggebied te komen en daar door een ernstig kwaad, zoo vaak het doordringt tot- en zich meester maakt van de wet en verordening-makende en deze toepassende instanties. De geschiktheid om tusschen niets zeggende algemeene klachten en wellicht véélzeggende bijzondere klachten te onderschei den dreigt aldus te loor te gaan. Op deze wijze kan een glad-verkeerde mentaliteit ont staan, geneigd alles over den eenen, niets ontzienden fiscalen kam te scheren. Men wordt dan blind voor de eischen der werkelijkheid en dus voor die van het leven zelf, waarvan het bedrijfsleven in al zijn uitingen deel uitmaakt. Men mag zich nimmer afsluiten voor de over weging, dat tusschen veel kaf ook hier zich echte graankorrels kunnen bevinden, dat ongegrondheid of minder-gegrondheid van klachten op het ééne deel van het wijde belas- tingveld geenszins diezelfde beoordeeling behoeft mee te brengen voor het andere deel. En verder is er plaats voor de meening, die zegt, dat fiscale nood bij de een of andere publiekrechtelijke gemeenschap geenszins deze ontheft van haar dure verplichting, om de middelen, die zij behoeft, binnen te krijgen langs de wegen van den geringsten druk en van recht en billijkheid. Wanneer de behoefte van schatkist en andere overheidskassen het éénige richtsnoer gaf, zoo zou men moeten wanhopen aan de mogelijkheid van een belas- ïingstelsel, dat dezen eerenaam waard was. Met een beroep op behoefte in den trant van: het geld moet er nu eenmaal komen, laat zich ook de slechtste regeling op belasting gebied nog verdedigen. Natuurlijk is het beroep op zoo'n dooddoener wel erg gemakke lijk, maar bewijzen, dat het niet anders en beter kan, daartoe is zoo'n beroep niet in staat. Het geeft groote woorden in plaats van argumenten. Gelijk overal in de wereld, waar de economische bestaansstrijd woedt, zoo vindt men ook op het terrein, waarover wij hier spreken, veel nijd en afgunst. De atmosfeer tusschen fiscus en belastingbetaler is zelden zuiver. Het ware echter zeer verkeerd om personen en groepen, die voor hun belang opkomen, reeds uit dien hoofde met een scheef oog aan te zien. Immers dat belang kan, ook waar het door de betrokkenen wordt verdedigd, zeer respectabel zijn. Het stand punt van „partij" is volstrekt niet reeds daarom „partijdig" in den minderwaardigen zin van het woord. Hoe vaak wordt niet bij de rechtspraak door den rechter zelf het stand punt van één der procespartijen overgenomen als recht in dit bepaalde geval! Om tot iets goeds te komen, moet eigenlijk altijd getracht worden met een schoone lei te beginnen. Er is genoeg vooroordeel in de wereld. Laat iedereen zooveel mogelijk pogen althans bij het begin zonder vooroordeel te zijn. Het geld moet er komen De fiscale gedachte: het geld moet er komen, zit, als quasi-argument, stikvol van zulk vooroordeel, want alles kan op die manier door den beugel! Voor ik tot de eigenlijke fiscale quaesties kom, nog een enkele opmerking over de ver gelijking, zoo vaak reeds gemaakt, tusschen tooneel en film, tooneelkunst en filmkunst. Het komt mij voor, dat hier iets valt recht te zetten, omdat, naar ik meen, tot nu toe bij 16 HOOGLEERAAR IN DE STATISTIEK EN STAATHUIS HOUDKUNDE AAN DE UNIVERSITEIT TE GRONINGEN

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 18