Conclusie: het is er geheel naast ruimten, waarin b.v. het bioscoopbedrijf (hetzelfde geldt van andere bedrijven) wordt uitgeoefend, te behandelen als waren zij woonhuizen, waarvan de gebruiker het genot heeft. Die Personeele Belasting moet natuurlijk worden opgebracht uit de opbrengst der zaak. Wanneer nu die opbrengst reeds belast wordt, gelijk hier, door een andere, zakelijke, bruto-heffing: de vermakelijkheidsbelasting gelegd op de entreebewijzen, dan heeft dus de bioscoop-exploitant reeds belasting betaald over het bedrag, waarmee hij zijn verdere bedrijfsuitgaven, dus ook de Personeele Belasting i), zal hebben te voldoen. De Personeele Belasting is nimmer bedoeld, op eenig bedrijf als zoodanig te drukken. Zij staat prin cipieel aan de verteringszijde. Het mankeert er nog precies maar aan, dat de gemeente ook nog zou heffen een zakelijke bedrijfsbelasting, die door iederen deskundige, juist als bruto-heffing die bedrijven kapot maakt, reeds lang is in den ban gedaan. 2) Men klaagde en klaagt ten deele nog over welhaast 10 jaren crisis. Dezelfde overheid, die zooveel doet om de gevolgen daarvan te verzachten, steke ook eens de hand in eigen boezem. Slechte fiscale toestanden zijn zeer geschikt de crisis te verscherpen en zoowel Overheid als particulieren op nieuwe, doch nu vermijdbare, kosten te jagen! Er is juist in het bioscoopbedrijf veel geklaagd over „dubbele belasting", over het heffen van belasting over belasting, wanneer de 15 of 20% geheven worden van het bedrag, waarmee de entree-prijzen wegens de vermakelijkheidsbelasting zijn verhoogd. Maar is het ook niet belasting van belasting heffen, wanneer met het geld, waarover deze belasting is betaald, nu verder de schuld (ter zake van bedrijfsruimte) uit Personeele Belasting moet worden gedelgd? Hier moest toch zeker aftrek van de recette geoorloofd wezen (of restitutie) voor de Personeele Belasting, voor zoover deze het bedrijf, ten onrechte en tegen de bedoeling der wet zelve, drukt! Alleen, zoo met de leer der volledige afwenteling van de vermakelijkheidsbelasting als feit zou mogen worden gerekend, ging het verwijt van dubbele belasting hier niet op. Doch zulk een afwenteling bestaat alleen in een wereld, waarin het publiek onverschillig is voor prijsverhooging. De wereld, waarin wij leven, is en doet soms erg raar, maar zóó raar. Intusschen, ook bij zoodanige afwenteling, blijft natuurlijk toch een verteringsbelasting, die productie belast, innerlijk tegenstrijdig. Belasting op publieke vermakelijkheden Het is vooral deze belasting, waartegen zich het geschut der actie van den Nederland- schen Bioscoop-Bond richt. En, voegen wij er bij, van dezen niet alléén. Het kader van mijn beschouwing brengt mede, dat ik mij tot de grieven van den Bond beperk. Ook aldus, valt er genoeg te zeggen. Al wordt, eenigszins verwarrend bij de vermakelijkheidsbelasting vaak van netto-recettes gesproken, zoo behoeft het zeker geen betoog, dat het steeds gaat om de onzuivere op brengst, gelijk dan b.v. ook in art. 2 der Groningsche Verordening wordt gezegd. Over bruto-heffingen in het algemeen heb ik in mijn „Theorie der Belastingen en het Neder- landsche Belastingwezen" (1930), vgl. de blz. 19, 31—38, 265—268, 566—569 en 615, al wat ik te zeggen had meegedeeld. Al noemde ik haar niet, zoo geldt het daar opgemerkte ten volle ook van de belasting op de vermakelijkheden. Het niet-rekening-houden met de concrete productiekosten, die bruto-heffingen op grond van haar karakter principieel 19 1) Wanneer een ruimte, voor het bedrijf onmisbaar, als vertering wordt belast, gaat de Personeele Belasting als een soort zakelijke bedrijfsbelasting werken, een aanfluiting van alle logica op belas tinggebied. 2) Het aantal gemeenten, waar deze bruto-heffing per arbeider voorkomt, liep terug van 86 over 1931/32 tot 72 over 1937/38.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 21