De vooruitgang in de techniek, nieuwe vindingen, de fenomenale ontwikkeling van het ver keerswezen, de internationale arbeidsverdeeling, de vrijhandel, de ontsluiting van grond stoffen- en afzetgebieden, dat alles scheen de juistheid der klassieke liberale theorie zonneklaar aan te toonen. Dat duurde ongeveer tot het eind van den oorlog van 1870. De industrieele crisis die daarop volgde, bracht een kentering in den gedachtengang van vele ondernemers. De gemeenschap pelijke nood dreef hen te zamen. Voeg daarbij de bewustwording van de breede massa der arbeiders, die ongeorganiseerd als ook zij aanvankelijk waren, onder soms onmen- schelijke voorwaarden hun bestaan moesten vinden en men heeft de voornaamste bouwstof fen bijeen, die opnieuw tot structuurwijziging voeren moest. De uitbreiding van de machi nale voortbrenging gaf aanleiding tot grootere kapitaalinvestaties en daardoor tot het zoeken naar middelen om het risico zooveel mogelijk te beperken. Men heeft de kartels dikwijls, en niet ten onrechte, kinderen van den nood genoemd. Vooral in Duitschland en Noord-Amerika, maar later in alle landen, zijn de ondernemers overeenkomsten als paddestoelen uit den grond opgerezen. Niet alleen industrieelen, maar ook handelaren en transportondernemingen, hebben er aan deelgenomen. De groei der machtige vakorganisaties der arbeiders bleef daar niet bij achter. Monopolievorming, uitschakeling, althans inperking van de concurrentie, conjunctuurbe- heersching gaven het aanschijn aan een bonte verscheidenheid van ondernemersovereen komsten, pools, syndicaten, conventies, trusts en kartels en hoe ze verder mogen heeten, die hoe verschillend ook van doelstelling en werkmethode, dit gemeenschappelijk element in hielden, dat het adagium: de concurrentie is de ziel van de negotie, niet meer als een onweerlegbaar zakenaxioma werd aanvaard. Zooals zoo dikwijls in de wereldgeschiedenis, heeft ook in den modernen tijd de oorlogs god den dirigeerstok over het orkest van het bedrijfsleven gezwaaid. De reeds aanwezige tendenzen zijn door hem versterkt en nieuwe prikkels zijn geschapen om in versneld tempo op dien weg voort te gaan. Men zegt wel eens, dat protectie, dumping en kartelvorming hand in hand gaan. Met ter zijdestelling van de vraag van oorzaak en gevolg kan niet worden ontkend, dat de na- oorlogsche tijd, waarin wij leven, deze trits van verschijnselen in bijna alle landen heeft zien optreden. Men kan dat betreuren, men kan er wereldconferenties tegen bijeenroepen, het feit zelf is in het jaar 1938 niet meer te negeeren. De woorden structuurwijziging, conjunctuurinvloeden, overproductie en onderconsumptie, zij liggen in den mond van ieder bestorven. Door particuliere organisatiekracht Wel verre ervan verwijderd, dat de Regeeringen het kartelwezen nog beschouwen als een middel, om ten koste van het algemeen belang, het eigenbelang te behartigen, zien zij in tegendeel in het samengaan van bedrijfsgenooten een van de meest geëigende methoden om de volkskracht te behouden en te verhoogen. De tijd van de anti-trust-wetgeving is voorbij. In de plaats daarvan treedt de overheid meermalen op om ondernemers te helpen bij hun pogingen om door eenheid zich krach tig te maken. Het zou wel verwonderlijk zijn, wanneer nu reeds na de betrekkelijk korte ontwikkeling van de economische groepsvorming, een communis opinio zou bestaan omtrent haar uit eindelijk doel. Hier speelt de levens- en wereldbeschouwing een overheerschende rol en is de wensch meermalen de vader van de gedachte. Economische structuur en politieke aspiratie gaan veelal hand in hand. In de socialistische literatuur vindt men de verwachting neergeschreven, dat het trust- en kartelwezen de laatste fase zal zijn van de kapitalistische productiewijze, die aan de socialistische vooraf gaat. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 25